Alles klopt, zoals het hoort

Een voorbeeld van esoterisch rekenen

Wie een boek wil lezen over dingen die hij niet weet, zal heel tevreden zijn met Twelve-tribe Nations van John Michell en Christine Rhone, in 1991 uitgegeven bij Thames and Hudson in Londen.

De eerste indruk is al voortreffelijk. Zelden heb ik een boek gezien dat zo voorbeeldig verzorgd is. Het stofomslag, de linnen band met goudstempels, het matte kunstdrukpapier, de lay out, de verwijzingen in de marge naar de talloze perfecte reprodukties van intrigerende foto's, tekeningen en prenten. Tegelijk doet het boek wetenschappelijk aan, met een uitvoerige bibliografie en een register. Kortom, uitgever Thames and Hudson heeft het boek zeer serieus genomen. En het is een serieuze uitgever.

Nu de tekst. Is het een nieuw antropologisch meesterwerk? Uit het voorwoord blijkt dat de auteurs een poging zullen doen om, zoekend naar archetypische patronen, een cosmologie, een model van het universum te reconstrueren op grond van oeroude tradities. Hun opzet is de compositie van de wereld te herleiden uit harmoniemodellen als die van Plato, waarin het getal 12 de hoofdrol speelt. Een cosmologisch rekenkundig meesterwerk?

Naties van twaalf stammen, zo betogen Michell en Rhone, hebben overal, tot in de uiterste hoeken van de wereld bestaan, in China, Peru, IJsland, Madagascar. Muziek en mythen bevestigen het archetypische belang van het getal twaalf. Gilgamesj, Hercules en Samson verrichtten twaalf heldendaden. Koning Arthur had twaalf ridders aan zijn ronde tafel. Koning Hrolf van Denemarken had zich omringd met twaalf berserkers. Zo gaan de auteurs door met het noemen van voorbeelden, uit Griekenland, Klein-Azië, Etrurië, Gallië, Scandinavië, IJsland, Polynesië, de Berbers, Madagascar, Georgië, Afrika, Centraal-Azië, Ierland, Wales en Engeland.

Ze doceren hun leer op bijna fanatieke wijze, vertellen over oeroude volken alsof ze erbij zijn geweest en adstrueren hun stellingendoor er de meest uiteenlopende bewijsstukken bij te halen.

Geschiedenis, mythen, legenden, oude en recente boeken: Strabo, Aristoteles en Plato, maar ook esoterische schrijvers, dromers en fantasten als Paul Devereux, Jean Richer, René Gußénon, Fabre d'Olivet, Athanasius Kircher, Joscelyn Godwin, en vele mij onbekenden. Veel theosofen, sterrenwichelaars, wichelroedelopers, waarzeggers die de vormen van landschappen schouwen, en de kunstenares Kathryn Maltwood, die in het landschap van Somerset de twaalf tekens van de dierenriem heeft herkend. Vooral verbazingwekkend is het rekenwerk dat de auteurs verrichten om het getal twaalf te destilleren uit andere getallen. Een soort alchemie. Overigens zijn al te beruchte fantasten als Erich von Däniken overgeslagen en worden - aan de andere kant - befaamde autoriteiten op het gebied van antropologie en de archetypen als Frazer, Kerényi en Jung evenmin genoemd. Ook de naam van madame Blavatsky komt niet in het boek voor, al citeren de schrijvers een aantal van haar theosofische volgelingen. Veel zaken worden zonder bronvermelding ter kennis gebracht, met zinsneden als: 'Men zegt dat...' of 'Volgens de overlevering...' of 'Zoals bekend...' De astrologie wordt bekend verondersteld, en zelfs gaan de auteurs ervan uit dat de lezer weet dat de dierenriem een absoluut gegeven is waarvan duizenden jaren voor Christus alle volken op de verste continenten op de hoogte waren. De bronnen worden nooit geciteerd in de aanvoegende wijs; wat er staat, staat er als een huis, van twijfel lijkt geen sprake. Wat bij schrijvers als Borges of Eco fictie is, ziet er hier uit als wetenschap. Het is een betoog, en vooralsnog wordt er materiaal aangedragen vanuit de verste uithoeken.

Waar willen ze heen? vraag ik me halverwege het boek af. Het is duidelijk dat uit deze gegevens conclusies zullen worden getrokken. Hier en daar lijkt er iets door te schemeren. Bijvoorbeeld wanneer Michell en Rhone schrijven dat Athene na de periode waarin het werd geregeerd door de goden en vervolgens door de koningen, 'tot democratie verviel'. Wordt het een pleidooi voor een hiërarchische samenleving, leidt het van bewondering voor oeroude structuren getuigende betoog zelfs naar een nieuw theocratisch ideaal?

Het tweede deel van de titel verwijst naar het tweede deel van het boek: De wetenschap van het betoveren van het landschap. De wetenschap in dienst van de toverij. Kosmologie, wichelroedelopen, astronomie en astronomie worden naast de muziek beschouwd als de voornaamste 'sciences' die tot de betovering bijdroegen. Tovercirkels en tovergezang ('chanting') van druïden of monniken heiligen een landstreek en maken haar vruchtbaar. Maar het landschap zelf biedt de aanleiding, doordat er dierenriemtekens in worden waargenomen, of patronen van aardstralen, of geheimzinnige vuren.

Bij gebrek aan tegenargumenten laat ik me overtuigen, vooral door de uitvoerige samenvatting die ze geven van het werk van de gebroeders Richer, de ontdekkers van de Michaël-Apollo-as, een reeks aan Apollo en de aartsengel Michaël gewijde heiligdommen, die zich bevinden op een rechte lijn welke loopt van Zuid-Ierland tot aan de berg Carmel. Ten slotte maken de schrijvers aan de hand van kaarten met gesuperponeerde geometrische figuren duidelijk dat de plattegrond van Noord-Jerusalem een vergrote replica is van die van de verwoeste Tempel. De mystieke geometrie herinnert aan de labyrintische driehoek en de labyrintische rechte lijn in Borges' verhaal 'De dood en het kompas'.

 

Alles klopt, tot op de laatste tien mijl, tot op de laatste decimaal. Het boek drijft voor een aanzienlijk deel op meet- en rekenwerk. Soms worden er interessante toeren uitgehaald. Als een verdeling van Ierland geen twaalf gelijke delen oplevert, proberen Michell & Rhone het met gelijke delen 'bewoonbaar' land, en dan klopt het aardig. Decimale en duodecimale stelsels, Engelse voeten en bijbelse ellen worden dooreengehutseld om de gewenste uitkomsten te verkrijgen. Bij het reconstrueren van de esoterische geometrie die aan de plattegrond van Jerusalem ten grondlag ligt, ontdekten de auteurs een rechthoek die zes keer zo breed is als de vroegere Tempel. Dan zal de lengte ook wel zes keer zo groot zijn, namelijk 288x6=1728 el. Een bijbelse el is 1.728 feet, en als de lengte van de rechthoek 1728 el bedraagt, blijkt duidelijk hoezeer deze is gebaseerd op het getal twaalf.. Want 1728=123 en dus is de lengte van de rechthoek eenduizendste van 12x12x12x12x12x12 feet. Twaalf! Het eclectische gebruik dat de auteurs hebben gemaakt van gegevens en autoriteiten van hun gading geeft het boek iets van een auberge espagnole, waar men zijn meegebrachte verteringen gebruikt.

Alles klopt, zoals het hoort in een esoterisch boek dat een geheime leer openbaart. Ik geef me ervoor gewonnen, want het is mooi. Te mooi om waar te zijn, had ik bijna geschreven. Het is esthetische al-wetenschap, vergelijkbaar met de door Kousbroek ooit aan de kaak gestelde 'natuurkunde van het lekkere gevoel'.

Naar aanleiding van Kathryn Maltwoods astrologische interpretatie van het Somerset-landschap schrijven M & R: 'As Guénon implied, it is hard to dismiss out of hand an image of such poetic strength.' Poëzie, daar gaat het om.

Twelve-tribe Nations is in alle opzichten een fantastisch boek, het opent ongekende perspectieven, en wat doet het ertoe of het nonsens is of niet? Door blijk te geven van grote verbeeldingskracht hebben oplichters aller tijden, voorzover ze zelf geen kunstenaars waren, kunstenaars geïnspireerd. Joyce liet zich graag onzin inblazen, en voor veel dichters geldt hetzelfde.

Maar waar willen deze avonturiers van de geest heen? Tegen alle verwachtingen in, komen ze niet tot een conclusie. Of het moest hun premisse zijn, die ze in hun voorwoord verwoorden: wanneer de drie religies die hun centrum in Jerusalen hebben, de tempel herbouwd zullen hebben, zullen de tien verloren stammen Israëls terugkeren naar het Heilige Land. Dan wordt het getal 12 in ere hersteld, en dat zal een duizendjarig proces in gang zetten dat leidt tot de restauratie van de goddelijke heerschappij. Voor wie het nog niet wist: Het christelijke Piscis-tijdperk (0-2000) liep ten einde toen het boek werd geschreven.

Is het werk serieus bedoeld? De naam John Michell kwam me bekend voor. Samen met Robert J.M. Rickard publiceerde hij in 1977, eveneens bij Thames and Hudson, Phenomena, A Book of Wonders. Dat is een prentenboek vol onverklaarde faits-divers als regens van kikkers en vissen, UFO's, monsters, vreemde verdwijningen en verschijningen, spontane verbranding, geheimzinnige lichtschijnsels, weerwolven, levitatie enzovoort. Michell en Rickard noemen zich 'phenomenalists' en volgen het voetspoor van Charles Fort (1874-1932). Rickard was redacteur van het aan Fort gewijde blad Fortean Times. Net als hun leermeester accepteren fenomenalisten alles wat wonderbaarlijk is, maar verwerpen zij alle verklaringen en zekerheden. Ze interesseren zich meer voor symptomen dan voor oorzaken. Ze onderscheiden de realiteiten in harde, psychologische en - daar tussenin - 'fenomenale'. Harde realiteiten zijn meetbaar, psychologische zijn produkten van de verbeelding, fenomenale zijn niet denkbeeldig, maar ook niet verklaarbaar. Fenomenalisten appreciëren theorieën als kunstwerken. 'Het doet er niet toe hoe absurd en fantastisch ze zijn. Als ze mensen aan het lachen brengen, des te beter... Als mythen nodig zijn, wat wij vermoeden, moeten ze aangenaam en onschadelijk zijn, en niet te serieus worden genomen door verantwoordelijke mensen; men moet er niet aan vasthouden als aan een dwingend geloof.'

Maar het is de vraag of Michell, nu samenwerkend met Rhone, nog steeds een aanhanger is van dit ironische fenomenalisme. Of zou de humor heel subtiel zijn?

Anton Haakman