Anton Haakman
FILM EN TELEVISIE IN 1894
(Skrien Vol. 94 nr. 199)
In 1895 vroegen de gebroeders Lumière patent aan voor hun cinématographe. Vrijwel tegelijk met hen vonden de Fransen Acmé Ie Roy en Eugène Lauste, de Amerikanen Thomas Armat en Woodville Latham, de Engelse Amerikaan Williarn Dickson en de Engelsman Robert W. Paul en nog een paar anderen de film uit.
Hoe stelde men zich honderd jaar geleden, één jaar daarvoor dus, de toekomst van het bewegende beeld voor?
Jules Verne schreef in zijn veel te onbekende roman Le château des Carpathes uit 1892: 'Wij leven in een tijd waarin alles gebeurt, we kunnen bijna met recht zeggen: waarin alles gebeurd is.' In die roman worden bijgelovige lieden in Transsylvanië opgeschrikt door verschijningen die zij voor bovennatuurlijk houden, maar die in werkelijkheid getuigen van de triomfen van de toenmalige techniek: de telefoon en de projectie van een beeld, zij het vooralsnog stilstaand.
Kijkgaatjes
De bouwstenen voor de cinematografie waren al een poosje voorhanden: Christiaan Huygens had al in de zeventiende eeuw de projector ofte wel de toverlantaarn beschreven en geconstrueerd. Sinds 1876 kon die dank zij Edison worden voorzien van een elektrische lichtbron. In 1824 had Nicéphore Niepce al de eerste foto gemaakt.
Bewegende beelden konden sinds 1833 worden verwezenlijkt in de door de Belg JosephAntoine Plateau geconstrueerde phenakistiscoop, de kartonnen schijf met radiále gleufjes waardoorheen je in een spiegel snel achtereen beelden zag die aan de achterkant van die schijf waren getekend, beelden die elk een fase van een beweging te zien gaven. Een principe dat door de Engelse predikant William George Homer werd toegepast in zijn zoötrope, de -bekende - kartonnen cilinder met gleufjes waardoor je aan de binnenkant getekende fasen van een beweging zag.
In 1878 bracht Eadweard Muybridge de zoöpraxografie, de seriefotografie in praktijk met zijn bewegingsopnamen van mensen en dieren, gemaakt met behulp van een grote reeks camera's. In die tijd ontwikkelden de astronoom Pierre Jules César Janssen en de fysioloog Etienne Jules Marey verscheidene systemen om met één camera, met een fotografisch geweer en met een fotografische revolver snel achtereen beelden te fotograferen. Nadat George Eastman een negen centimeter brede rolfilm had geproduceerd, kon Marey in 1888 de eerste serieopnamen die hij had gemaakt met zijn chronophotographe, op film presenteren aan de Académie des Sciences. Zestig beelden per seconde. In 1892 demonstreerde Emile Reynaud in het Parijse Musée Grévin zijn theater optique. En eigenlijk begint daar de geschiedenis van de tekenfilm. Hij wist zijn getekende films, die twaalf tot vijftien minuten duurden, --elf s te projecteren met behulp van zijn praxinoscope á projection, die het jaar daarop werd gevolgd door een soortgelijk toestel van Georges Demeny, de bioscope waarmee bewegende portretten werden geprojecteerd, die hij had opgenomen met zijn biographe. Intussen was de grammofoon uitgevonden, en daardoor kon hij met zijn phonoscope zelfs een geluidsopname maken van een man die 'Vive la France!' riep.
Geperforeerde 35-millimeter-film werd vanaf 1890 in de Verenigde Staten geproduceerd door Eastman, en in 1893 bracht Edison in samenwerking met William Dickson zijn kinetograph en zijn kinetoscope op grote schaal in produktie, waarin dit filmmateriaal werd gebruikt. De beelden moesten worden bekeken door een venstertje, een kijkgaatje in die kinetoscope. Het enige wat nog ontbrak, was de combinatie van de filmbeelden 'niet de toverlantaarn. Edison geloofde niet in de commerciële voordelen van de filmprojectie, Dickson wel. Hij werd in 1894 door Edison ontslagen omdat hij de beroemde uitvinder concurrentie wilde aandoen met een projecterend toestel dat hij panoptikon noemde. Het werd een commerciële mislukking, zoals Edison had voorspeld. Misschien door technische onvolkomenheden, misschien door een marketing-talent dat het niet haalde bij dat van Edison. En honderd jaar later moeten we toegeven dat Edison min of meer gelijk heeft gekregen toen de televisie de bioscoop begon te vervangen, en collectief amusement.
Beeldtelefoon
Tot zover de werkelijkheid van 1894. Hoe stond het toen met de fantasieën van de vroege science-fiction-auteurs: Kennelijk waren =n niet op de hoogte van wat er al was verwezenlijkt en binnenkort zou worden verwezenlijkt. Kennelijk wisten ze niet dat de film al beetje bij beetje werd uitgevonden, dat de film eigenlijk al een feit was. De Lumière's zouden weliswaar het patent krijgen, maar de uitvinding zat al een tijd in de lucht en was mogelijk gemaakt door een groot aantal voorlopers.
Merkwaardig en profetisch genoeg gingen de verwachtingen begin jaren negentig van de vorige eeuw niet uit naar vermaak in een zaal, maar naar een vorm van televisie.
Alexander Graham Bell had in 1876 het eerste telefoongesprek gevoerd, en zijn uitvinding sprak meer tot de verbeelding van de toenmalige fantasten en futurologen dan de resultaten van de filmpioniers. Nu het wonder van de telefoon zijn intrede had gedaan, verwachtte men niet anders of men zou binnen afzienbare tijd degene met wie men sprak ook te zien krijgen.
Jules Verne beschrijft in Le château des Carpathes de nabije toekomst (van 1892) in de verleden tijd. De telefoon is naar zijn mening een grandioze toekomst beschoren: 'in die tijd - we wijzen er nadrukkelijk op dat deze geschiedenis zich heeft afgespeeld in een van de laatste jaren van de negentiende eeuw - had het gebruik van de elektriciteit, terecht beschouwd als de ziel van het heelal, de perfectie bereikt. De illustere Edison en zijn leerlingen hadden hun werk voltooid. Van alle elektrische apparaten had de telefoon toen een zo wonderbaarlijke precisie en perfectie bereikt dat de door metalen platen opgevangen geluiden zonder de hulp van hoorns het oor bereikten, War er gezegd
verschillig welke afstand horen, en twee door duizenden mijlen van elkaar gescheiden personen voerden gesprekken alsof ze tegenover elkaar zaten.' Daar heeft hij, achteraf misschien, deze voetnoot aan toegevoegd: 'Ze konden elkaar zelfs zien in doordank zij de uitvinding van de téléphote.'
Die beeldtelefoon, die telefoot, die ook bij ander~ schrijvers uit het vorige fin de siècle voorkomt, zou het ook mogelijk maken schouwspelen die elders werden vertoond, thuis op een scherm te bekijken. Toch bleef de belangstelling bij de meeste auteurs meer uitgaan naar telecommunicatie dan naar amusement.
En ook toen de film een feit was, gingen de Lumière's zich richten op communicatie, op het realistische journaalbeeld. Er was een illusionist alp Georges Méliès nodig om in de film - onder meer door de uitvinding van de trucage-- een mogelijkheid tot amusement te zien.
Kabeltelevisie
In 1894, precies honderd jaar geleden dus, publiceerde de sterrenkundige Camille Flammarion zijn boek La fin du monde, dat in het Nederlands is vertaald onder de titel Het vergaan der wereld. Daarin beschrijft hij hoe de wereld in de vijfentwintigste eeuw ten dele vergaat, maar wel zo dat niet de hele mensheid ten onder gaat. De overlevenden van een verschrikkelijke botsing van de aarde met een komeet bouwen een nieuwe toekomst op, zij het heel geleidelijk. In de dertigste eeuw reizen zij per bestuurbaar luchtschip. Elektrisch, dat wel, want elektriciteit was in 1894 het toverwoord. Ook komt er in die dertigste eeuw een tunnel onder het kanaal. En de Zuiderzee wordt eindelijk drooggelegd.
Maar de veertigste eeuw brengt pas de televisie, met een mogelijkheid tot zappen tussen journaal, theater en correspo... Correspondenten of correspondentie' De rest van het woord is op de tekening die erbij staat, afgedekt door de hand van een zappende heer in een ledikant. Hij drukt op de theaterknop en krijgt op een groot rond scherm een wulps oosters tafereel te zien.
'Door op eenen knop te drukken, kon men naar willekeur telkens eene andere toneelvoorstelling volgen. Een stroomwisselaar bracht onmiddellijk verbinding tot stand met iedere plaats op aarde, en men kon dan de bajadères op Ceylon of Calcutta van uit zijne woning volgen.' Ook ruiken overigens: 'men had het zover gebracht, dat men door hersenwerking ook den indruk van het aanraken en van den reuk kon overbrengen.'
De man die de bijbehorende tekening had gemaakt, heette Albert Robida. Deze romanschrijver en tekenaar werd geboren in 1848, zes jaar later dan Flammarion. Hij meende dat de wonderen van de techniek veel eerder zouden worden verwezenlijkt. Robida maakte futuristische tekeningen en karikaturen voor La Vie Parisienne. Hij liet meer dan honderd jaar geleden de wonderen van de techniek in de twintigste eeuw zien. je ziet een straat waar zich te midden van talloze telegraafdraden kleine door motortjes voortgestuwde luchtballons voortbewegen. In een van de zich ter hoogte van de derde verdieping zwevende schuitjes neemt een neer zijn hoge hoed af voor een dame in het lang op een balkonnetje.
Robida heeft een roman geschreven die Le vingtième siècle heet en die zich afspeelt in 1952, 1953. In dit boek, dat is verschenen in 1883, wemelt het van soepkranen en soepleidingen die soepoverstromingen veroorzaken, alarm- en sprinklerinstallaties, omnibusluchtschepen, luchttaxi's, strippenkaarten en een soort elektrisch-pneumatische buizenpost die de treinen heeft vervangen en waarin de mensen -behoudens terroristische acties - in kokers door perslucht worden voortbewogen met een snelheid van vierhonderd mijl per uur. Hij beschrijft een componeermachine en radiodistributie, muziek die net als de soep door buizen wordt aangevoerd. Zijn telefonograaf en zijn van veel bellen voorziene telefonoscoop doen dienst als intercom en als grammofoon, en een telefonografische krant geeft op grote schermen nieuws en reclame. Maar vooral functioneert zijn telefonoscoop als televisie. Volgens hem zou zo'n televisie al in 1952 verwezenlijkt zijn. Het was natuurlijk wel kabeltelevisie, want Marconi zou pas slagen in draadloze informatieoverdracht in het jaar waarin de cinematograaf ontstond.
'De uitvinding van de telefonoscoop werd uitermate gunstig ontvangen; het apparaat werd, na bijbetaling, bevestigd aan de telefoons van iedereen die het aanvroeg. De toneelkunst ging een grote bloeiperiode tegemoet (...) de theaters kregen behalve hun vaste aantal toeschouwers een hoeveelheid toeschouwers thuis, die met het theater in verbinding stonden via telefoonleiding (...) vijftigduizend toeschouwers niet alleen in Parijs maar in alle landen van de wereld.' Het apparaat 'bestond uit een glazen plaat in een kast', een televisietoestel dus. 'De toeschouwer gaat ertegenover zitten, kiest zijn theater, brengt de verbinding tot stand en de voorstelling begint.' Wanneer vader achter bhet toestel in slaap is gesukkeld tijdens een vertoning van Corneille’s Les Horaces, zegt een van zijn dochters: 'Als we nog een heel bedrijf moeten zien, vallen we allemaal in slaap... Zullen we een ander theater kiezen?' Een andere dochter stelt voor, ai te stemmen op een van de theaters die verboden zijn voor de jeugd. 'Le Palais-Royal! Ik heb getrouwde vriendinnen die geen stuk overslaan in het Palais-Royal of het Variététheater.' Ze kiezen het Palais-Royal, waar De laatste vriigezel wordt vertoond. Oh-la-la! Maar vader wordt wakker en ontdekt wat ze hebben aangezet. 'Later misschien, als jullie getrouwd zijn en jullie mannen vinden het goed, maar nu niet... dit is niet geschikt voor jonge meisjes... maar... kijk eens aan, ik vergis me niet, daar in die loge links zit jullie broer Philippe!'
Theater thuis
Tot zover de fantasieën tot 1894.
Het jaar daarop vroegen de gebroeders Lumière hun patent aan op een mechaniek, dat volgens de beschrijving 'in één en het zelfde apparaat, of in verscheidene apparaten' zowel kon worden gebruikt voor opname van beelden als voor het maken van positieve kopieën van de negatieven en voor projectie van die positieve beelden.
Projectie. Succesvolle vertoningen in zalen en kermistenten. Geen kijkgaatjes zoals bij Edison. Ook geen kijkkasten, zoals in de science fiction uit dat fin de siècle, die in sommige opzichten toch profetisch is gebleken.
Theater thuis, dat was wat de fantasten van 1894 zich konden voorstellen, geen afzonderlijke kunstvorm die zijn bestaan dankt aan de montage van beelden, Geen volle bioscoopzalen, maar amusement waarvoor je de deur niet uit hoeft. Ze beginnen aardig gelijk te krijgen.