Occulte literatuur
Tot het occulte voel ik me allerminst aangetrokken. Wel tot het occultisme. Ik bedoel, ik ben gefascineerd door mensen die gefascineerd zijn door het occulte. Vooral door degenen die daarmee anderen bedriegen en door degenen die zich laten bedriegen.
Occultisme heeft te maken met onwil om het toeval te erkennen. Op een behoefte om orde te scheppen in de chaos van toevalligheden. Om wetenschap te maken van wat we niet weten. Om verklaringen te vinden voor wat niet verklaard is door de natuurwetenschap. Occultisme getuigt van een verlangen naar hogere machten die alles zouden hebben veroorzaakt wat onverklaard is gebleven.
Niets is toevallig, zegt de occultist. Alles heeft betekenis. Alles hangt met alles samen.
Niets is toevallig, zegt de schrijver als hij het over zijn werk heeft. Alles vertoont samenhang. Alles heeft een bedoeling. In de literatuur neemt samenhang de plaats in van het toeval.
In het dagelijks leven is elk toeval fascinerend, maar in een verhaal zijn toevalligheden verwerpelijk. Gebeurtenissen mogen alleen in schijn toevallig zijn. Er moet een geheime motor achter steken, een machine, een machinatie van een intrigant, een duistere macht. Een bedrieger.
In de dagelijkse werkelijkheid is de coïncidentie normaal. Binnen een half uur vinden miljarden gebeurtenissen plaats. Het zou wel erg toevallig zijn als er niet af en toe twee van die miljarden gebeurtenissen zouden botsen, of sterke gelijkenis zouden vertonen, en zelfs de suggestie van verwantschap zouden wekken.
Maar in een goed verhaal moet de schrijver een dergelijke samenloop van omstandigheden rechtvaardigen. Er moet iets achter steken. Achter de frappante, of de tragische ontmoeting van twee wederwaardigheden moet iemand steken die dat heeft veroorzaakt. Een schepper, met een kleine letter of een hoofdletter, die overal de hand in heeft.
Die Schepper met een hoofdletter was door de mens geschapen naar diens beeld en gelijkenis, of, zoals gelovigen zeggen, de Schepper schiep de mens naar Zijn beeld en gelijkenis. In ieder geval, er is gelijkenis.
Die Schepper zou te werk zijn gegaan volgens een ordelijk, menselijk plan ─ net als de schepper van een kunstwerk. Dat plan was dan ook in wezen eenvoudig. Hij schiep een aantal werelden die om elkaar heen pasten en elkaars model volgden als de schillen van een ui. Een mikrokosmos en een makrokosmos. Een wereld van de mineralen, een van de planten, een van de dieren, een van de mensen, een van de hemellichamen, een van de engelen, een van de zuivere Geesten, en een van de ideeën. Dat alles naar Zijn beeld en gelijkenis, en alles dus onderling gelijkend.
Wie iets over de zon wilde weten, kon er achter komen door de overeenkomstige, corresponderende verschijnselen te bestuderen in de minerale wereld ─ het goud ─ in de dierenwereld ─ de leeuw ─ in de mens ─ het hoofd, enzovoort. Wat boven is, is ook beneden. In de sterren staat te lezen wat er op aarde gaat gebeuren. Je hele medische doopceel bevindt zich in je voetzolen, in je regenboogvlies.
Dat alles berust op op de veronderstelling van dat alles met alles te maken heeft, dat alles in alles is terug te vinden.
Mijn leermeester in de onderaardse kunsten is Athanasius Kircher. Hij herkende alles in alles, hij zag overal overeenkomst, analogie. Daar heeft hij zijn levenswerk aan gewijd. De kunst van het verbanden leggen, van de ontkenning van het toeval, van het overal iets achter zoeken. De kunst van de achterdocht.
Ik wil het hier hebben over deze kunst van de analogie en van de argwaan, en de daarmee samenhangende hiëroglyfica, de occulte wetenschap die helaas verloren is gegaan sinds de ontcijfering van de hiërogliefen. Ik wil het hebben over de grootste hiëroglyficus, Athanasius Kircher.
Kircher fascineert me al jarenlang. Ik zie hem als een geheimzinnige figuur, een vrome gelovige en tegelijk een oplichter. Een zeventiende-eeuwse geleerde jezuïet. Hij moet zijn twijfels hebben gehad, maar hij heeft zichzelf en de wereld op geniale wijze voor de gek gehouden om die twijfels te lijf te gaan.
Hij was ─ als een waard die zijn gasten voor geen cent vertrouwt ─ vervuld van achterdocht en dat laat hij overal in zijn werk duidelijk merken. Hij ontwierp afluistersystemen en geheimschriften. Hij schreef een boek over de Onderaardse Wereld, waar zich de verborgen oorzaken bevonden van wat boven de grond gebeurt.
Ik heb kennis met hem gemaakt via boeken over het soort geheimzinnigheid dat centraal staat in deze reeks lezingen: alchemie, kábbala, occultisme, hermetische wijsheid.
Kircher was verzot op geheimzinnigheid, maar eigenlijk was hij in sommige opzichten een nuchter mens. In astrologie geloofde hij niet, en lieden die zich voordeden als alchemisten stuurde hij weg met een standje en een fooi.
Wel geloofde hij, als gezagsgetrouw pater, in het wereldbeeld van Ptolemaeus: het universum als een gigantische ui met de aarde als middelpunt. Een concentrisch geheel van werelden die zozeer op elkaar leken dat je er maar één hoefde te kennen om de andere af te kunnen leiden.
Zijn devies luidde Omnia in omnibus, alles ligt in alles besloten. Wie één discipline bestudeert, kan alle andere takken van wetenschap afleiden. Zo ontstaat zijn Al-wetenschap of combinatiekunst. Aan het eind van zijn leven werkte hij aan een boek dat hij niet heeft kunnen voltooien en dat Ars analogica zou heten. Afleidingskunde.
Maar intussen had hij al machines gebouwd waarin hij gebruik maakte van die analogieën. Als mechanische encyclopedieën gaven ze antwoord op vragen aangaande allerlei gebieden: astronomie, mineralogie, biologie, geneeskunst, muziek. Zo is er nog een componeermachine of combineermachine bewaard gebleven in de Herzog August Bibliothek te Wolffenbüttel, een machine waarmee men gedichten en muziekstukken kon schrijven. Kircher vond ook een machientje uit dat hij de Wachttoren van Malta noemde. Het was een instrument met een aantal schijven boven elkaar die onderling verdraaid konden worden. Net als een rekenlat, een rekenwals. Daarmee konden Maltezer ridders op reis snel vergelijkingen oplossen tussen iets op een bepaald vakgebied en iets anders op een andere tak van wetenschap. Een mechanische, magische zak-encyclopedie dus.
De samenhang van alle dingen, van alle wezens en alle werelden, de analogie, dat is het uitgangspunt van alle kenners van de verborgen wijsheid. De occulte wijsheid die de Egyptenaren bezaten, en naar de mening van Kircher en zijn voorgangers hadden opgeslagen in hun geheimzinnige hiërogliefen.
Voordat de steen van Rosetta was ontcijferd, meende men dat de oude Egyptenaren de wijsheid in pacht hadden. In de vijftiende eeuw werd er een handschrift ontdekt dat Hiëroglyphica heette en dat de Griek Horus Apollo uit het Egyptisch zou hebben vertaald. Het was van grote invloed op die opvatting van de hiërogliefen als dragers van de ultieme wijsheid. De Italiaanse filosoof Ficino, de vertaler van het beroemde Corpus Hermeticum, concludeerde toen hij Horapollo had bestudeerd: «Hiërogliefen zijn afbeeldingen van de goddelijke ideeën der dingen.»
Om tot ontcijfering van de hiërogliefen te komen ging men er aanvankelijk van uit dat dit heilige schrift een beeldschrift was. Later is ontdekt dat de meeste hiërogliefen lettertekens zijn en niets meer, maar in Kirchers tijd meende men dat elk teken symbool was.
Kircher ging ervan uit dat zo'n teken niet stond voor één enkel begrip, maar voor een groot aantal begrippen, voor begrippen op vele niveaus. Dat een bepaald teken tegelijk iets betekende ten aanzien van de minerale wereld, de plantenwereld, de dierenwereld, de mens, de hemellichamen. Hij sprak van series, reeksen.
Hij beweerde dat hij die tekens ontcijferd had.
Op de Piazza Navona in Rome staat een obelisk met hiërogliefen die voor een deel klinkklare onzin zijn. Toen paus Innocentius X deze obelisk door Bernini liet oprichten, mocht Kircher de ontbrekende stukken aanvullen met hiërogliefen van eigen maaksel. Ze betekenen niets. In zijn autobiografie schrijft hij dat kwaadwillige personen die hem van oplichterij verdachten de brokstukken hadden verstopt. Toen Kircher klaar was met de restauratie, bleken de teksten op die brokken identiek te zijn aan de door hem gerestaureerde. Dat schrijft hij in zijn autobiografie.
Hij mocht ook de bestaande tekst vertalen. Wat nu wordt gelezen als «Hij heeft deze granieten obelisk opgericht ter nagedachtenis aan zijn vader Harachte» vertaalde hij door een zeven maal zo lange tekst waarin wordt verklaard hoe de als wachter dienstdoende obelisk zorgt voor de irrigatie van de gewassen. In deze zelfde tekst is ook sprake van een raadselachtig beeld waardoor het goddelijk verstand doordringt «in de drie lichamelijke of stoffelijke werelden door de twaalf verblijven van de grote burcht in de Nijl van de drievoudige wereld, die hij bevrucht door zijn geest».
Jammer dat Kircher geen gelijk had. Jammer dat de hiëroglyfica verloren is gegaan. Musil zei over de luchtvaart, over de vliegende mens: «We hebben werkelijkheid gewonnen en droom verloren». Dat geldt ook voor de hiëroglyfica. Ook zo'n verloren droom, die net als andere vormen van occultisme, op zo'n vruchtbaar misverstand berustte.
Het woord hiëroglief had een bijbetekenis. Niet alleen de tekens die men op de obelisken aantrof, werden beschouwd als hiërogliefen, maar ook het menselijk lichaam, ook de sterrenhemel werd beschouwd als heilig schrift dat ontcijferd moest worden. De sterrenhemel vertoonde een hemels alfabet. Ook in die letters was al het weten opgeslagen, net zoals volgens bepaalde schriftgeleerden in de letters van die andere heilige schrift, de bijbel, het universum lag opgeslagen.
Het woord hiëroglief heeft ook een bijbetekenis behouden; het is niet een teken zonder meer; het is een magisch aandoende metafoor. Iets onbegrijpelijks dat iets onbegrijpelijks aanduidt maar grote wijsheid suggereert. Wijsheid die ons verstand te boven gaat.
Het vermoeden dat er een verborgen wijsheid bestaat kan ─ ook al is het gegrond op onjuiste gegevens ─ soms werkelijk inzicht verschaffen. Wijsheid.
Het is goed te beseffen dat iets je verstand te boven kan gaan. Maar het is ook gevaarlijk. Tal van bedriegers hebben gebruik gemaakt van datgene wat boven andermans pet ging om die ander een oor aan te naaien. Toegepast occultisme. Kwakzalvers, astrologen en ook veel reguliere artsen gebruiken hokus pokus, wartaal of dubbelzinnige orakelteksten om de eenvoudigen van geest met hun geleerdheid een poot uit te draaien. De tovenaar met zijn abracadabraboek vol vreemde tekens blijft boeien.
Het is toch goed te beseffen dat iets je verstand te boven kan gaan. Daarover valt alleen voor de kunstenaar iets te zeggen. De kwakzalver en de astroloog zijn op hun beurt metaforen voor de kunstenaar, de dichter, de schrijver. De oplichter is een kunstenaar.
Kircher is daar een mooi voorbeeld van. Maar zijn voor-beeld heeft anderen gebracht tot ordinaire flessentrekkerij.
Voor mijn boek De onderaardse wereld van Athanasius Kircher ben ik de twee Duitsers gevolgd die een Genootschap hadden opgericht waarvan ze beweerden dat het diende om een schitterende complete uitgave van Kirchers werk te verzorgen. Maar zij bleken, met hun Genootschap dat zij op occulte wijze financierden, al even geniale oplichters als hun leermeester.
Kircher en zijn navolgers waren geniale fantasten. Ik zie Kirchers werk als fantastische literatuur, en niet alleen omdat hij een ruimtevaart en een reis naar het binnenste der aarde heeft beschreven.
Ik vermoed dat ik weet waarom ik gefascineerd word door fantasten. En door fantastische literatuur, vooral de fantastische literatuur uit de Romantiek die wordt beheerst door occulte verschijnselen. Die verhalen lees ik met vroeg-negentiende-eeuwse ogen, ik stel me voor dat ik erin geloof.
De fantastische literatuur is een spel, een spel met de angst. «Ik geloof niet in spoken, maar ik ben er wel bang voor,» bekende Madame Du Deffand ruim tweehonderd jaar geleden al. Wij hebben allemaal een behoefte aan zo'n spel, aan een onderaardse wereld. Een hang naar een verborgen werkelijkheid; naar geheimzinnigheid. En alles wat geheimzinnig is, kan een structuur opleveren, die meestal wordt aangeduid met de term «spanning».
Ik stel me ter wille van dat spel bij voorbeeld voor dat ik in reïncarnatie geloof, dat die twee Duitse bedriegers met hun geheimzinnige, onzinnige Kirchergenootschap een reïncarnatie van Kircher, ook al geloof ik niet in reïncarnatie. Het zou zo aardig zijn. In ieder geval gelooft de voorzitter zelf wel dat hij een herboren Kircher is.
Het zou zo aardig zijn als alles met alles te maken had. Als er een intrigant bestond die de wereld draaiende hield. Al is het niet zo, we kunnen doen alsof; en we willen doen alsof.
Het occultisme is een vruchtbaar misverstand, een nog steeds bruikbaar misverstand. Een inspirerend misverstand.
Onlangs verscheen in Engeland een boek 12-Tribe-Nations, waarin de schrijvers op wetenschappelijk aandoende wijze trachten aan te tonen dat de wereld op magische wijze beheerst wordt door het getal twaalf; wat hun lukt dank zij een aantal rekentrucs. Wat mij betreft fascinerende lectuur.
Dit soort magisch denken, deze «heilige» achterdocht, deze paranoia leeft vooral voort in de kunst.
De analogie, de kunst van de paranoia, leeft op allerlei manieren voort in de literatuur, in het rijm, de alliteratie en het beeld, het zinnebeeld, de metafoor. In het ritme in ruime zin. Iets lijkt op iets anders, maar het is niet wat het lijkt.
De schrijver benadert zijn onderwerp met de grootste behoedzaamheid, want overal steekt iets achter, moet iets achter steken, en niets is wat het is.
Mijn fascinatie voor het occulte is ─ dat zal nu wel duidelijk zijn ─ een zijdelingse, een dwarse. Het is een fascinatie als die van kitsch uit kan gaan. Ik zie hoe anderen op grond van dit soort misverstanden tot prachtige hersenspinsels, tot kathedralen van overeenkomsten zijn gekomen. Ik zie geboeid toe hoe anderen elkaar bedriegen of zich laten bedriegen, soms allebei tegelijk.
Ik ben geboeid door de geheime kunst van het bedriegen. De occulte wetenschap van het bedrog, oftewel de fictie die verdacht veel op de werkelijkheid lijkt, maar geen werkelijkheid is.
De oplichter is een kunstenaar, de kunstenaar is een oplichter. De romanschrijver bezondigt zich aan fictie, doen alsof (zelfs als hij niets verzonnen heeft, want dan bedriegt hij zijn lezers door te doen alsof hij zijn roman verzonnen heeft). Hij benadert de waarheid via de illusie, de leugen. Hij bedriegt zichzelf en anderen. Hij is een goochelaar, een illusionist, een magiër. Hij past occulte wetenschap toe.
Magie is toegepast occultisme. De tovenaar toont de verborgen samenhang der dingen aan. De schrijver doet alsof hij een verborgen samenhang der dingen aan het licht brengt.
Hij weet best.. Ik weet best dat ik mijzelf bedrieg. Ik maak mijzelf graag wijs dat ik bijgelovig ben, dat ik iets zie dat er niet is; dat het toeval noodlot is; dat er voortekens bestaan. Want dat levert een verhaal op, dat wil zeggen het appelleert aan een oer-gevoel, een oer-angst. Maar vooral, het levert een hecht en geheel op, een door argwaan, door paranoia gestructureerd geheel. Als ik op een onbemand, verlaten en verwaarloosd station in het donker een lege, hel verlichte lege trein zie stoppen, maak ik mijzelf wijs dat ik een soort spooktrein zie, en dan wordt alles wat ik daar zie interessanter.
Misschien leeft het magisch denken voort in de literatuur omdat die idee dat overal iets achter steekt, die achter-docht, bij het leven hoort. En als dat de reden is is, is alle literatuur gebaseerd op paranoia, op angst voor het onbekende, voor de verborgen dreiging. Op magie.
Misschien leeft occult, magisch denken voort in de literatuur omdat het in onze tijd een vorm van absurdisme, van anarchie is geworden. Tegen de wetten van de logica ingaan, wetten overtreden, dat is een wezenlijke menselijke behoefte, die bij voorbeeld kan voorkomen uit onvrede met de grenzen van de waarneembare werkelijkheid. Wanneer ik aan het eind van de Overtoom een afgrond droom, en rotsen, woeste watervallen, komt dat omdat het Surinameplein me niet bevalt.
Het idee van de analogie, de samenhang tussen de schillen van de denkbeeldige ui is een mooi beeld voor het werk van de schrijver die een roman schept waarin de dingen blijken samen te hangen. Waarin niets toevallig is. Hij moet het toeval hardnekkig blijven ontkennen.
De schrijver, de dichter maakt van wat geen samenhang bezit iets dat samenhang vertoont. Hij maakt van iets dat niet klopt, niet logisch is, iets dat analogisch is, een beeld, iets dat gelijkenis vertoont, analogie. Van het ongerijmde maakt hij door het woord iets dat 'rijmt'.
Occultisme en literatuur lijken sprekend op elkaar.
Occultisme is ontkenning van het toeval.
Literatuur bestaat ook bij gratie van de ontkenning van het toeval. Bij gratie van de magie.
Scheppen blijft toveren. Het woord blijft toverwoord. De Schepping-met-een-hoofdletter zou zijn begonnen met woorden: «Er zij licht.» Met toverwoorden.
* * *