Anton Haakman
OP NEUTRAAL TERREIN
Geschreven als Nederlandse bijdrage voor de bundel Europa Come, 15 racconti per 15 nazioni, Antologia a cura di Enzo Siciliano, Giunti, Firenze 1996
Het gebeurde in maart 1994, in een ander deel van de wereld, dat zich in het hart en op het hoogtepunt van ons werelddeel bevindt. Halverwege Rome en Rotterdam. Om precies te zijn in het bergachtige Uri, het tussen de Gotthard en Luzern gelegen kanton van de Oer-Zwitsers, die in de dertiende eeuw een verbond sloten met Schwytz en Unterwalden om zich te beschermen tegen de boosaardige buitenwereld — en die zich nog steeds met hand en tand verdedigen tegen vreemdelingen, tegen indringers die zich op hun grondgebied wagen.
Om nog precieser te zijn, het gebeurde op 11 maart, op de Autoweg N2, ter hoogte van het dorpje Amsteg, niet ver van hectometerpaal 159.3 Het is vastgelegd in documenten, en misschien ook op een foto, die een glimp te zien moet geven van een kortstondige saamhorigheid.
Het was een zonnige voorjaarsdag. Na een overdekt weggedeelte en een bocht dirigeerden politieagenten in ruim zittende uniformen alle auto's met een niet-Zwitsers kenteken beurtelings naar de vluchtstrook en naar de meest linkse rijstrook, achter twee politieauto's die telkens een stukje naar voren opschoven om plaats te maken voor het volgende aangehouden voertuig. Binnen korte tijd had zich aan beide zijden een onafzienbare rij auto's gevormd, met kentekens die wezen op hun herkomst uit buitenlanden als Frankrijk, Duitsland, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, België, Nederland, Luxemburg.
Achter het stuur van een uit Nederland afkomstige auto zat een man die inderdaad op weg was van Rome naar Rotterdam en zich daartoe had gewaagd op territoir dat geen deel uitmaakte van de Europese Gemeenschap. Die man — laat ik er niet omheen draaien — was ik, bestuurder van een personenwagen kenteken PV 74 YJ (NL). Een paar dagen geleden heb ik bij het sorteren van rekeningen uit 1994 een paar bewijsstukken gevonden die de betrouwbaarheid van mijn relaas kunnen staven.
Ik was naar Rome gevlucht om voor korte tijd aan barre huiselijke omstandigheden te ontsnappen. Ik had geen haast om naar huis terug te keren, een kort oponthoud kon me niet deren. In feite wist ik nauwelijks of ik wel in Rotterdam wilde aankomen.
Ik was tot stilstand gebracht op de linker rijbaan en zag dat het geen zin had de motor te laten lopen. Nog voordat ik me kon afvragen wat de bedoeling van de actie was die de politie hier ondernam, stapte een Duitser uit zijn vóór mijn auto tot stilstand gedwongen Citroën, die aan de achterzijde was versierd met het ovale bordje waarop zich de letters EU zich bevonden op een blauw veld omringd door twaalf gouden sterren.
Deze man, stram, van middelbare leeftijd, kwam op mij toe en vroeg naar mijn mening over het waarom van deze overval. Ook ik stapte uit, het was zonnig en aangenaam fris. Achter mij verlieten twee jonge Italianen hun BMW. Een van hen maakte een grapje over zwart geld, ik vertaalde het voor de Duitser, en die ging er serieus op in.
`Nee, ze houden je hier niet aan omdat je veel geld bij je zou kunnen hebben. Dat waarderen ze alleen maar. Hun klanten houden ze te vriend.'
Ik bleef mij kwijten van mijn taak als tolk.
`Misschien maken ze jacht op smokkelwaar.'
`Op wapens,' zei een van de jonge Italianen uit de BMW. En hij maakte ter verduidelijking voor de Duitser een schietgebaar met zijn rechterhand.
`Op verboden lectuur, net als een paar jaar geleden nog aan de grens met de Ostzone,' zei de Duitser.
De Italianen, Milanezen, waren van plan de middag in Luzern door te brengen.
Het gezelschap groeide. De vrouw van de Duitser voegde zich bij ons, videocamera in de hand en even later ook voor het oog, om het gesprek van haar man met mij en via mij met de jonge Italianen vast te leggen en vervolgens te zwenken naar het bezienswaardiger berglandschap. Er stapte een heel Frans gezin uit een Renault gezinsbus. Ook zij kwamen op de video. Aan de overkant, op de vluchtstrook, stond een Porsche met Belgisch nummerbord. De bestuurder, een korte, brede man met een olijfkleurig gelaat, zo te zien geen geboren Belg, bleef grijnzend achter het stuur zitten. Uit een beige Mercedes station wagon met Duits nummerbord, ook aan de overkant, verscheen een lange man met gemillimeterd haar, een Amerikaan dacht ik. Bij het oversteken werd hij bijna geraakt door een Zwitserse vrachtauto. Hij stelde de Franse kinderen, die kennelijk geschrokken waren van onze massale arrestatie, gerust in het Frans, hij zei dat ze nu even lekker een stukje konden rennen na zo'n lange tijd in de auto te hebben gezeten. Wat ze meteen gingen doen na toestemming te hebben gevraagd aan hun ouders. (`Niet te ver!') Mij sprak hij ook in het Frans aan. Toen hij even later zijn jas uit zijn auto had gehaald, hoorde ik hem een paar woorden Italiaans wisselen met de Milanezen van de BMW.
Nee, die auto met dat Duitse nummerbord was niet van hem, maar geleend van een Amerikaanse collega. Dat hij Frans sprak, kwam goed van pas omdat hij door zijn werk veel met Fransen te maken had. Hij was nu op weg naar Parijs om Italiaanse radar-apparatuur te demonstreren en te verkopen. Hij was ex-straaljagerpiloot, en had tot voor kort een Tornado gevlogen, maar nu hij veertig was geworden, mocht hij alleen nog maar andere piloten opleiden en zaken doen namens de Luchtmacht. Hij was een `desk pilot' geworden en dacht erover de krijgsdienst te verlaten om een restaurant te beginnen.
Hij leek zich niet te bekommeren om het feit dat wij hier werden vastgehouden, en zich zelfs niet af te vragen waarom, maar de Duitsers en Fransen om mij heen begonnen steeds vaker op hun horloges te kijken en geërgerd te raken, en ook ik kreeg de neiging te gaan klagen over het onbeschofte gedrag van die Zwitserse agenten die ons nu al een hele tijd vasthielden zonder te zeggen waarom.
De piloot stelde mij voor op onderzoek uit te gaan. We begaven ons langs de onafzienbare rijen auto's, caravans en campers in de richting waar we de politie vermoedden. Voor de Porsche van de forse Belg stond een vouwcaravan, gekoppeld aan een Volvo met Nederlands kenteken waarin zich een man, een vrouw en twee kortgeknipte blonde jongetjes bevonden. De man bleef gelaten achter het stuur zitten met ogen waaraan de vreze Gods duidelijk was af te lezen, de vrouw staarde met doffe blik naar de blauwe Renault met Brits nummerbord die zich voor hen bevond. De jongetjes waren, geknield op de achterbank, plastic figuurtjes op de ruiten aan het plakken.
Na een wandeling langs talloze auto's, waarbij ik de Italiaan met zijn lange benen nauwelijks kon bijhouden, zagen we een agent, in een uniform dat een paar maten te groot was en met een hoofd als een aardappel. We wilden vragen wat de reden van het oponthoud was, maar terwijl zijn arm in onze richting uitschoot, schreeuwde hij: `Zurück! Im Wagen bleiben!'
In je hok!
Aan de als een straaljager langsrazende Ferrari met Zwitsers nummerbord schonk hij geen aandacht.
Een Fransman, die had gezien en gehoord hoe de Zwitserse agent ons te woord had gestaan, sprak er zijn verontwaardiging over uit dat je in alle landen waar Duits werd gesproken, ook hier, door de politie zo honds werd toegesnauwd. De piloot antwoordde dat in dit land alle talen van de omringende landen werden gesproken, en dat ook Franse agenten wisten dat ze buitenlanders niet al te vriendelijk moesten toespreken.
Ik maakte een opmerking over Franse arrogantie en Frans chauvinisme. Hij zei dat niet elke Fransman een chauvinist was en niet elke Duitstalige beambte een hond.
Wat de Duitstalige Zwitsers aanging, moest ik denken aan de laatste keer dat ik met mijn vrouw per trein naar Italië was gereisd, en hoe we op het station van Basel midden in de nacht uit onze couchettes waren getrokken door Duits schreeuwende douaniers en andere beambten, die alle reizigers als geboefte leken te beschouwen. Misschien hadden ze te vaak met misdadigers van doen gehad.
Terwijl we terugliepen naar onze auto's, klampten nieuwsgierige Britten ons aan, in de mening dat wij nu te weten waren gekomen waarom zij daar stonden.
`Hier weten ze maar al te goed hoe ze geheimen moeten bewaren,' antwoordde ik.
De Italiaan vertelde mij over het restaurant dat hij zich had voorgenomen. Risotto als specialiteit. Hij had niet lang geleden een non-stopvlucht gemaakt van Sicilië naar Noord-Noorwegen, in volle vlucht bijgetankt boven de Noordzee, ten Noorden van Nederland en ten Westen van Denemarken — ik ben vergeten hoe die plek in de taal van de militaire luchtvaart wordt aangeduid. Op Sicilië had hij de ingrediënten gekocht waarvan hij een paar uur later, niet ver van de Noordkaap, voor een aantal Noorse en Italiaanse vliegers een risotto had bereid.
Inkopen doen in het uiterste Zuiden, en dezelfde middag een maaltijd bereiden in het uiterste Noorden van ons continent. Die man wist hoe je Europa de maat moest nemen.
>-------
Toen we weer bij onze auto's waren, hoorde ik dat in de Franse bus de radio aan stond. Terwijl de kinderen weer braaf op hun plaatsen zaten, waren hun ouders aan het zoeken naar berichten die onze situatie konden toelichten, maar ze vonden behalve muziek alleen een zender waar een taal werd gesproken die geen van de omstanders verstond. Retoromaans misschien, de vierde taal die wordt gesproken in dit veeltalige land met zijn vele internationale organisaties, humanitaire en financiële.
De Italianen uit de BMW kwamen ook luisteren. Even later ook de Duitser en zijn vrouw; zij wisten dat de taal die uit de radio kwam Zwyzerdütsch was, en dat het een religieuze uitzending betrof. De vrouw, die goed Frans en goed Italiaans sprak, had nu mijn rol van tolk overgenomen. De radio ging uit en de Duitser begon op stellige toon aan een referaat over de Zwitserse politiek, over de redenen waarom ze neutraal wilden blijven, al was het maar in schijn.
Ik luisterde niet bijzonder oplettend, want ik dacht aan wat me thuis te wachten stond, aan mijn vrouw, aan onze treinreis naar Rome via Basel.
`Overal waar treinen rijden, liggen rails,' zei ik, in het Nederlands. Ik heb niet altijd zin een vreemde taal te spreken waarin ik dommer ben dan thuis. De tolkende Duitse vrouw keek me verwonderd aan. Haar man merkte op:
`Toch lastig dat we niet allemaal dezelfde taal spreken.'
`Ach, de Zwitsers spreken ook vier talen,' zei de piloot. `We zouden eigenlijk een voorbeeld aan hen moeten nemen. Aan hun kleurige statenbond, hun microkosmos.'
De Duitser ging onverdroten verder met zijn voordracht. Toen hij, de blik gericht op het langsrazende verkeer, het vreemdelingenbeleid ter sprake bracht, viel de Fransman hem bij en vertelde dat er de vorige maand een referendum was gehouden waarbij was besloten dat binnen tien jaar alle transito-vrachtverkeer door Zwitserland zou worden verboden.
`Nu zijn ze al druk doende alle transit-personenverkeer onmogelijk te maken met acties als deze,' reageerde de Duitser verongelijkt. En hij stampte met een voet.
Het viel ons op dat er nu alleen nog maar Zwitsers vracht- en personenverkeer passeerde. Daarvoor hadden we nog verwonderd kijkende automobilisten uit Frankrijk, Nederland, Italië zien langsrijden.
`Misschien is de grens nu gesloten voor alle buitenlanders,' merkte de Duitser spottend op.
`Misschien hebben ze vóór ons op deze weg nóg zo'n val gezet,' zei de Fransman.
`Misschien is er in de tunnel een ongeluk gebeurd en komt er nog alleen plaatselijk verkeer langs,' opperde de Italiaanse piloot.
Tijdens het laatste gesprek had de Nederlander uit de Volvo die voor de Porsche stond zich bij het gezelschap gevoegd. En ook de man van de Porsche had zijn kuipstoel verlaten, zij het zonder de weg over te steken.
Ik keek op mijn horloge, meer uit gewoonte dan omdat het oponthoud me te lang duurde. Acht voor twee. Ik bevond me net zo lief hier als in Rotterdam, waar me tal van moeilijkheden wachtten. Niets wees erop dat er binnenkort een verklaring zou komen voor onze gevangenschap. De Franse kinderen zaten op de achterbank in een prentenboek te kijken.
>------
Aan de einder was enige beweging zichtbaar, alsof we weer verder mochten. De beweging kwam langzaam dichterbij, en na een poosje merkten we dat we een stukje konden opschuiven. Een meter of tien. Daarna bleven allen nog enige tijd in hun auto's zitten, met lopende motor, en wachtten rustig af. Alleen in de Volvo heerste enige onrust. De twee jongetjes achterin zaten elkaar aan de witte haren te trekken, die gelukkig heel kort waren, en de ouders staken af en toe een arm naar achter om klappen uit te delen. Toen er na een paar minuten geen beweging verderop werd waargenomen, zetten de automobilisten een voor een hun motoren af, en stapte de een na de ander weer uit.
>------
Een eind verderop begon een familie in de berm een maaltijd te bereiden op een kampeergasstel. Het was inderdaad tijd voor het middagmaal, en wie proviand bij zich had, begon ervan te eten en ook uit te delen. De Fransen hadden brood en wijn, wat aan de Nederlander met de Volvo een smalende opmerking over het Roomse misoffer ontlokte. Maar ook hij kreeg brood van hen. En kaas, waarvan hij met tegenzin at.
De jonge Italianen uit de auto achter me beschikten over een ruime voorraad proviand, onder meer kip, waarvan ze mij en hun landgenoot een stuk gaven. Ze reikten me ook een beker wijn aan, en toen die leeg was nog een.
Het Volvo-gezin at appels. De Duitsers aten koeken.
>-------
Het Franse echtpaar bleef tijdens de min of meer gemeenschappelijke maaltijd in de berm ernstig ongenoegen uiten over de manier waarop we hier behandeld werden. Dat had in hun land nooit kunnen gebeuren. Ik probeerde dat tegen te spreken, en de Fransman begon met stemverheffing zijn land te verdedigen.
De Italiaanse piloot zat in zijn auto met de deur open in een dik boek te bladeren en luisterde onderwijl naar onze discussie. Op een gegeven moment stapte hij met het dikke boek uit zijn auto, stak voorzichtig over tussen het voortrazende Zwitserse verkeer en tikte op het omslag van het geschiedkundige standaardwerk over de Europese letterkunde dat hij in zijn hand had. Lettres européennes heette het.
`Nu hebben ze in Frankrijk een nieuwe vorm van chauvinisme uitgevonden,' zei hij lachend tegen mij. `Euro-chauvinisme. Geen woord over de Engelstalige literatuur van Noord-Amerika en over de Spaanstalige van Zuid-Amerika.'
Hij had het boek de vorige dag in Rome gekocht, in de Franse boekwinkel. Dat het alleen over de Europese literatuur ging, was voor hem niet echt een bezwaar, hij wilde aan de hand van aanbevelingen in dat werk in Parijs een paar boeken kopen om lacunes in zijn kennis van de Franse literatuur te vullen.
Zoveel belangstelling van een buitenlander voor hun eigen literatuur bracht de Fransen tot bedaren.
>-------
De Duitsers gingen rond om wat ze van hun koeken over hadden aan de anderen uit te delen als nagerecht. Daarna haalde de Duitse vrouw een groot Japans fototoestel te voorschijn. Ze wilde een groepsfoto maken en trommelde alle inzittenden van de omringende auto's op, ook die aan de overkant. Het Duitse echtpaar had nu duidelijk de leiding, wat aan de Milanezen de opmerking ontlokte dat we binnenkort allemaal Duitsers zouden worden en dat in het jaar 2000 de Duitse mark het enige wettige betaalmiddel zou zijn.
Toch werkte iedereen braaf mee, ook de Milanezen. Alleen de man van de Porsche hield zich afzijdig en ging weer in zijn auto zitten, zijn benen buiten boord. De vrouw met het fototoestel wachtte tot ze tussen de Zwitserse auto's, die elkaar fanatiek leken te achtervolgen, de weg kon oversteken om de voor een groepsfoto benodigde afstand te nemen en gaf daarna samen met haar man uitvoerige aanwijzingen. Vanuit de Porsche klonken spottende opmerkingen, in het Frans:
`Het verenigde Europa! Wat een roerende eendracht nu ze zijn gegijzeld door hun gemeenschappelijke vijand!'
De vrouw met de camera wilde dat we voor de Franse bus gingen staan, knielen, liggen, als op een ware groepsfoto. De Franse kinderen geknield achter de Milanezen uit de BMW, die op het asfalt lagen en bijna onder de wielen van een langsschietende Bentley kwamen. Het duurde geruime tijd voordat de vrouw tevreden was en de camera liet zakken.
Heel even heb ik me Europeaan gevoeld terwijl die foto werd gemaakt. Maar dat duurde niet langer dan de fractie van een seconde die daarvoor nodig was. Algauw dacht ik weer aan de problemen die me te wachten stonden. De advocaat, het huis, de boedelscheiding, de krampachtige pogingen die ik zou doen om geen slaande ruzie te krijgen met mijn vrouw, die binnenkort mijn vrouw niet meer zou zijn.
>-------
Die middag heeft de energieke Duitse alle namen en adressen genoteerd van de mensen die ze had gefotografeerd, maar ik heb de foto nooit ontvangen. Misschien mislukt doordat ze — in plaats van de mensen die voor haar camera tot een groep waren aaneengesmeed — een van de vele passerende auto's had gefotografeerd.
Zodra ze waren opgewekt uit de voor de foto bedoelde verstarring begonnen al deze Europeanen heen en weer te lopen en gevoelens van dankbaarheid te uiten omdat ze nu een echte eenheid waren gaan vormen door te zijn geplaatst tegenover een fototoestel. En tegenover een gemeenschappelijke, onzichtbare tegenstander, die hun steeds groter zorgen baarde, en die ze al pratend probeerden te definiëren om de dreiging die ervan uitging tot herkenbare proporties te herleiden.
`Onze bondgenoten zijn ze in elk geval niet, deze bergbewoners,' zei de Italiaanse piloot die op een Amerikaan leek. `Ze horen nergens bij.' Hij bedoelde natuurlijk dat zij vanwege hun verregaande neutraliteit, die hun deze eeuw goed is bekomen, vooral financieel, niet zijn aangesloten bij de NAVO, niet bij de Euromarkt, en zelfs geen deel uitmaken van de Verenigde Naties.
`Zwitserland telt dus niet mee.'
`Reken maar dat Zwitserland meetelt. In het diepste geheim.'
`Een land telt mee bij de gratie van zijn buren,' zei de Italiaanse piloot. Hij bleef Frans spreken, en de vrouw met het grote fototoestel vertaalde alles in het Duits. `En Zwitserland heeft er heel wat. Italië, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk.'
De jongens uit de BMW hielden zich, evenals ik, enigszins afzijdig en schonken me nog een beker vergetelheid in.
`En Liechtenstein, niet te vergeten,' hoorde ik de Duitser zeggen.
`Zwitserland is een knooppunt en tegelijk een enclave, een witte vlek op de kaart van Europa.'
`Eerst eindigde Europa bij het IJzeren gordijn, nu houdt het middenin op,' zei de Duitser. En hij stampte met een voet.
`En bij het vroegere Joegoslavië,' zei de Fransman. Hij wilde nog meer zeggen, maar werd weggeroepen door zijn vrouw. De kinderen waren ruzie aan het maken en aan het huilen.
Met mijn beker wijn in de hand mengde ik me weer bij het gezelschap dat met een ondertoon van bezorgdheid, en tersluiks horloges raadplegend, praatte over onderwerpen die hen en mij afleidden van wat ieder van ons steeds meer begon te beangstigen.
`Europa bestaat dus nu niet meer bij gratie van het Oostblok, maar dank zij het neutrale Zwitserland,' concludeerde de Duitser.
`Ja, wij staan hier tenminste samen op de foto,' zei ik. Maar ik dacht, wat kan mij Zwitserland schelen. Wat kan mij Europa schelen. Ik heb wel wat anders aan mijn hoofd. Trouwens, wat is Europa anders dan een eeuwig slagveld? Is het iets om trots op te zijn? Nergens ter wereld is zoveel bloed vergoten als op dit continent.
`We moeten ons dus met onze brave Unie verdedigen tegen de Zwitsers,' zei ik met een geforceerd lachje.`Intussen beginnen we hier aardig te lijken op samenzweerders die een complot smeden tegen het ons omringende volk.'
`Tegen een groot aantal omringende volken,' verbeterde de Duitser. `De Zwitsers hebben hun eigen Unie, hun Bondsrepubliek. die maar liefst drieëntwintig zelfstandige kantons, zesentwintig republieken omvat. Het kanton Uri telt overigens niet meer inwoners dan een dorp. Zwitserland is een miniatuur afspiegeling van onze Unie, een microkosmos, zoals meneer hier al zei.' En hij knikte in de richtig van de Italiaanse piloot.
`Vanuit deze hoog gelegen uitkijkpost krijg je wel een aardig overzicht over Europa,' merkte deze lachend op.
>------
Ik dacht aan de woorden die ik een fotograaf eens had horen zeggen: Als je een schip wilt fotograferen, moet je er niet op gaan staan. En ik besefte: als je aan Europa wilt denken, moet je je buiten Europa bevinden. Desnoods in zo'n enclave als dit bergland. Als je wilt nadenken over wat er gaande is in je eigen land, moet je je in het buitenland bevinden.
>------
`Die Zwitsers confronteren ons wel met hun vaderland, en met Europa,' hoorde ik de Italiaanse piloot nog zeggen. Hij grijnsde. `Ze hebben dit allemaal in scène gezet om ons te laten discussiëren over de Europese Gemeenschap.'
`Over het Roomse Rijk!' riep de Nederlander uit de Volvo in een soort Duits. Hij stak een beschuldigende vinger uit naar het blauwe ovaal met de gouden sterren achterop de Citroën van het Duitse echtpaar. `Kijk, het symbool van de EG, met die twaalf sterren van het aureool om het hoofd van Maria! Haar blauwe mantel. Het is allemaal het werk van de pausen van Rome!'
Die stelling had ook ik ergens gelezen. Het had dus maar bij twaalf landen moeten blijven, daarna klopte de theorie niet meer. Andere landen lagen op de loer, zelfs aan de Oostkant zou Zwitserland worden ingesloten door een samenzwerend Europa.
>------
De vrouw uit de Franse gezinsbus stond te praten met een groepje uiterst bezorgd aandoende mensen uit auto's vóór haar. Daarna kwam ze vertellen wat ze gehoord had. De auto's helemaal vooraan werden door een speciaal team gekeurd, en verzegeld als ze bepaalde kleine gebreken vertoonden, een niet goed afgestelde koplamp bijvoorbeeld.
`Dat kan ik niet geloven,' zei haar man. Daarop volgde een woordenwisseling, die ophield toen ons andere geruchten bereikten, vanaf de vluchtstrook. De politie zou daar in de verte alle auto's grondig doorzoeken, er waren ook speurhonden bij; van sommige auto's was de bekleding kapotgesneden, beweerde men.
>------
Omdat er aan de einder nog steeds geen activiteit zichtbaar was en ik een beetje slaperig was geworden van de wijn, ging ik weer in mijn auto zitten, legde mijn onderarmen over het stuur en mijn hoofd op mijn armen, en dacht aan al die mensen die, gevangen gehouden door een gemeenschappelijke vijand, zo'n hechte eenheid waren gaan vormen. Ik dacht aan al die sympathieke mensen die elkaar misschien naar het leven hadden gestaan of op zijn minst hadden vervloekt als ze gewoon hadden kunnen doorrijden. Dat ik ze niet allemaal uitgesproken sympathiek vond, kon aan mijn stemming liggen. Een hechte eenheid vormden we natuurlijk alleen op de foto. Verder had iedereen zijn eigen sores, net als ik.
En ik dommelde in.
>------
Door luid krakeel en kindergehuil bij de Franse bus werd ik gewekt. De kinderen waren bang geworden doordat het oponthoud zo lang duurde en vooral doordat hun nerveuze ouders met stemverheffing discussieerden over de manier waarop ze hen moesten geruststellen. Kennelijk waren ze op die manier hun eigen angst vanwege de onverklaarbare gijzeling aan het overschreeuwen.
De Duitse vrouw was naar hun bus gekomen en probeerde hen te sussen en de kinderen gerust te stellen, maar ze werd bij de woordenwisseling betrokken en het was allemaal uit de hand gelopen als ze niet op dat moment waren opgeschrikt door geloei, gekrijs en luid geschreeuw in een Frans met een zeker accent. De man van de Porsche zong, staande in zijn auto, een litanie:
`Niemandsland! Ontferm u over ons.
Trotse enclave! Blijf afzijdig en exotisch.
Blinde vlek van Europa! Ontferm u over ons.
Asiel en vrijplaats voor de vervolgde Mammon!
Afgrond! Bodemloze put! Blijf neutraal en provinciaal. Hermetische spaarpot! Gouden schatkist!
Duiventil van de Vrede!
Ontferm u over onze oorlogszuchtige naties.
Wijkplaats, toevluchtsoord voor bloedgeld! Blijf afzijdig en barbaars!
Land van Ovomaltine, Nescafé en Valium! Ontferm u...'
Plotseling liet hij zich in zijn stoel zakken, startte de motor, verliet de rij, reed met gierende banden en rakelings langs de vouwcaravan weg in de richting van het gevaar en verdween aan de einder, nagekeken door een groepje geschrokken Europeanen, verdwaasde vreemdelingen, die zich afvroegen waar die man vandaan kwam (Noord-Afrika, het Midden-Oosten?) en waar hij naar toe wilde. Hoe het met hem is afgelopen heb ik nooit gehoord.
>-------
Daarna bleef het een hele tijd rustig. De Duitser had nog stampvoetend een paar opstandige woorden geuit, de Milanezen in de auto achter mij hadden er wat om gelachen en daarna leken alle lotgenoten zich te hebben geschikt in hun lot. De française had haar hoofd op de schouder van haar man gelegd. Hun kinderen sliepen.
Ik keek op mijn horloge. Het stond nog steeds op acht voor twee. Morgen een nieuw batterijtje laten inzetten.
>--------
Toen niemand er meer op leek te rekenen, naderden vanuit de verte te voet twee politieagenten. Ze hielden bij elke auto geruime tijd stil. Daarna stapte er iemand uit, maakte wilde gebaren, begaf zich te voet naar het Westen, richting Luzern en verdween uit het zicht.
Uiteindelijk arriveerden ze bij mij. Ze spraken die taal die ik niet verstond. De enige woorden die ik begreep waren `Passport' en `credit card'. Ze wezen naar de westelijke horizon. Het was duidelijk dat ik me met mijn paspoort en een credit card naar de westelijke horizon moest begeven.
>--------
In de kofferbak van een politieauto stond een apparaat dat kredietkaarten kon verwerken. Er stond een agent bij die paspoorten kon lezen en in staat was een formulier in te vullen. Quittung, Quitttance, Quietanza en Receipt, zo heette het papier voor alle duidelijkheid, in drie eigen talen en één vreemde, en het was voorzien van een koeiekop, het logo van het kanton Uri. De agent vulde Plaats en Datum (Amsteg 11.3.94), Kenteken, Naam en voornaam, Beroep, Geboortedatum, Adres en Geboorteplaats in aan de hand van de hem ter hand gestelde paspoorten en andere verstrekte gegevens. En ook het ontvangen bedrag als waarborgsom voor een begane overtreding. De Fransman en de Duitser, die vóór mij waren aangekomen, kwamen eerst aan de beurt.
>------
Na mijn vrijlating besloot ik in Luzern te overnachten. Maar alle hotels waren bezet door gestrande Europeanen die eerder waren vrijgelaten.
Ik reed een parkeerplaats op om in de auto te gaan slapen en bracht de rugleuning van mijn stoel in horizontale stand. Maar omdat ik de slaap niet kon vatten, zette ik na een half uur mijn stoel weer overeind, knipte het licht aan en maakte aanstalten om in een notitieboekje op te schrijven hoe knus de dag was verlopen.
Naast mij stopte een auto. Gevaar. Ik sloot snel mijn deur af, wilde starten en wegrijden. Er werd op het raam getikt. `Polizei!'
>------
Weken later heb ik thuis in Rotterdam, te midden van een chaos aan onderhandelingen, ijzig zwijgen en brieven van advocaten, aangetekend bericht ontvangen van de Polizeidirektion Kanton Uri. Ik was veroordeeld tot een boete van Sfr 200 en Sfr 50 aan kosten wegens overtreding van SVG 32 Ziff.2, SVG 90 Ziff. 1, SVG 27 Abs. 1 en SSV 22 Abs. 1.
Voertuig: Personenauto, PV 74 YJ (NL). Plaats: Amsteg, Autobahn, N2, Km 159.3. Datum/tijd: 11.03.94, 13 uur 53.
`Reeds betaald.'
Anton Haakman