Lorna Green. Beyond Chance and Necessity: The Limits of Science and the Nature of the Real. Lincoln: Writers Club Press, iUniverse, 2003. ISBN 0-595-26493-X. Recensie Titus Rivas De Canadese celbiologe en filosofe Lorna Green maakt onderdeel uit van een panpsychistische stroming in de wijsbegeerte die de hele wetenschap wil hervormen. Niet alleen is er volgens Green bij de mens en (andere) dieren sprake van een onstoffelijk bewustzijn, maar elke levende cel en zelfs de hele materie zou volgens haar bezield worden door geest. Ze spreekt van een nieuwe 'copernicaanse revolutie' en laat zich daarbij onder meer inspireren door het schaamteloos reductionistische boek How the mind works van Stephen Pinker. De auteur laat zien dat binnen de materialistisch georiënteerde natuurwetenschap alleen toeval en blinde noodzakelijkheid als ordende principes worden erkend. Zij plaatst hier Plato's visie tegenover van een bezielende intelligentie achter de fysieke werkelijkheid, die werkt volgens een vooropgezet, 'kunstzinnig' plan. Greens panpsychistische programma berust vooral op het gegeven dat we alleen bij onszelf direct toegang hebben tot bewustzijn, terwijl we van andere mensen en dieren alleen de buitenkant kunnen zien. Het is veel aannemelijker dat andere wezens ook bewust zijn, dan dat dit alleen voor onszelf geldt. In feite zou alle materie bezield moeten zijn. Verder onderstreept Green expliciet dat bijnadoodervaringen aantonen dat bewustzijn gescheiden kan worden van het brein. Ze stelt dus wel dat alle cellen van ons lichaam behept zijn met bewustzijn, maar andersom geldt niet dat bewustzijn altijd gekoppeld moet zijn aan een fysiek voertuig. Wat betreft de reductie van ordenende principes tot alleen toeval en noodzakelijkheid wijst ze op allerlei fenomenen die hier tegenin gaan. Zoals goede daden die niet gereduceerd kunnen worden tot biologische motieven, gevallen van synchroniciteit (zinvol toeval), de speelsheid van de organische evolutie, schoonheid, de kracht van gebed en religieuze emoties. Doordat de wetenschap dit alles al heel lang ontkent, is er wellicht een voedingsbodem ontstaan voor de depressies die onze westerse wereld zo lijken te teisteren. Vervolgens probeert Green haar panpsychistische monisme nader uit te werken. De hele materie zou zelf voortkomen uit een kosmisch bewustzijn. De manier waarop ze dit beschrijft is helaas nauwelijks te volgen, aangezien ze lijkt te goochelen met termen zoals liefdesbewustzijn en vibraties. In elk geval ziet ze zichzelf voornamelijk als een geestverwante van Spinoza. Zo probeert ze ook het lichaam-geest dualisme te 'overwinnen'. Hierin slaat ze duidelijk de plank mis doordat ze bewustzijn als een soort vloeistof beschrijft. De hersencellen zouden in contact staan met het bewustzijn doordat 'cellen vloeistof drinken'. Ook stelt ze zonder nadere onderbouwing dat bewustzijn en materie op hun diepste niveau's op hetzelfde neer zouden komen doordat ze allebei uit 'vibraties' zouden bestaan. Bovendien geeft ze zelf aan direct geïnspireerd te zijn door de boodschappen van gechannelde 'entiteiten'. Wel benadrukt ze terecht dat bijnadoodervaringen de identiteitstheorie van hersenen en geest ontkrachten. Het grootste deel van dit boek bestaat zo uit een mengeling van juiste inzichten, vaak vaag blijvende intuïties en toch ook een aantal onjuiste, zweverig overkomende voorstellingen van zaken. Zo zouden dieren geestelijk voortdurend in en uit hun lichaam treden. En genetisch gemanipuleerd voedsel zou slecht voor de gezondheid zijn omdat het een verward bewustzijn zou bezitten over zijn identiteit als voedsel. Een volgend deel van haar boek behandelt een soort spirituele groei die de auteur zelfheeft doorgemaakt tijdens haar in totaal bijna zes maanden durende opnames in psychiatrische ziekenhuizen en in een katholiek klooster. In feite is dit een afzonderlijk boek dat slechts door het thema spiritualiteit met de eerste gedeelten verbonden is. Green hangt de thesen aan dat juist de normaliteit gestoord is (wat in bepaalde opzichten natuurlijk moeilijk te loochenen is), dat de sfeer van psychiatrische ziekenhuizen vergelijkbaar is met die van kloosters door de openheid jegens het a-rationele, en dat psychiatrische ziekten bevorderlijk kunnen werken voor iemands geestelijke ontwikkeling. Ze volgt inmiddels zelf een spiritueel pad van de Karmelieten, maar dan wel doorweven met concepten als reïncarnatie. In het laatste gedeelte van het boek wordt de lezer vergast op veel korte uitspraken, waaruit men vooral kan opmaken dat Green haar filosofie als pre-Sokratisch ziet. Interessant is haar opmerking dat Kant de metafysica als discipline minder gemakkelijk had verworpen (doordat ze schijnbaar zoveel onenigheid opleverde), als hij had gekeken naar de eenstemmigheid van mystici over hun spirituele ervaringen. Dit boek is met name een document over de denk- en leefwereld van de interessante 'revolutionaire' persoonlijkheid Lorna Green, maar ook los daarvan is het zeker interessant als teken van een tijd waarin het materialisme binnen filosofie en wetenschap steeds minder geloofwaardig wordt. Deze recensie werd gepubliceerd in Terugkeer 15(2-3), zomer-herfst 2004, 47-48. |