Hoofdstuk 1. Het fenomeen bijna-doodervaring
1.1. Definiering van het begrip BDE
Voor zover bekend is de Griekse filosoof Plato de eerste in de geschiedenis geweest die melding heeft gemaakt van een verslag dat sterk overeenkomt met wat een BDE wordt genoemd. Het betrof een beschrijving van de soldaat E.R. die bij een veldslag ernstig gewond raakte en als gevolg daarvan (bijna) stierf. E.R. beschrijft dat hij een reis aflegt via duisternis naar licht, terwijl hij begeleid wordt door geestelijke wezens. Verder maakt hij melding van een moment waarop een oordeel over zijn leven tot op dat moment wordt geveld. Vervolgens ervaart E.R. gevoelens van vrede en geluk en ziet hij prachtige landschappen.
Deze beschrijving van E.R. vertoont duidelijk overeenkomsten met beschrijvingen van mensen die een BDE hebben meegemaakt. Echter, voordat het eerste BDE-onderzoek wordt verricht, dient een sprong in de tijd vooruit te worden gemaakt van meer dan 2000 jaar. Albert Heim verrichtte in 1882 vermoedelijk als eerste onderzoek naar wat nu een BDE wordt genoemd. De aanleiding voor zijn onderzoek was dat hij zelf zo'n ervaring meemaakte nadat hij bijna fataal ten val was gekomen bij het beklimmen van een berg. Geintrigeerd door hetgeen hij tijdens en direct na zijn val beleefde, besloot hij het relaas van andere bergbeklimmers op te tekenen die een soortgelijk ongeluk ternauwernood hadden overleeft. De bergbeklimmers die door Heim werden geinterviewd, gaven ondermeer aan een versneld overzicht van het eigen leven te krijgen, hemelse muziek te horen en een schitterende blauwe hemel te zien. De ervaringen waarvan Heim melding maakt in zijn onderzoek, zijn in overeenstemming met vele verklaringen van BDE-ers vandaag de dag.
De term BDE (in het Engels: NDE, dat staat voor near death experience) werd in 1975 geintroduceerd door Raymond A. Moody in zijn bestseller Life after life. Volgens Moody kunnen drie soorten BDE's worden onderscheiden. In de eerste plaats ervaringen van personen die effectief klinisch dood verklaard waren door een medicus. In de tweede plaats ervaringen van personen die als gevolg van een ongeluk, ernstig letsel of ziekte de (lichamelijke) dood zeer nabij kwamen. Tot slot ervaringen van personen die stervende waren en direct verslag deden aan de daarbij aanwezige mensen van hetgeen zij zagen, hoorden en voelden terwijl ze stierven. Deze laatste categorie ervaringen staan bekend als sterfbedvisioenen.
Moody maakte in zijn onderzoek slechts gebruik van de eerste twee soorten ervaringen omdat sterfbedvisioenen achteraf uit de derde hand vernomen worden. Andere onderzoekers zijn eveneens van mening dat sterfbedvisioenen moeten worden onderscheiden van BDE's (Opdebeek, 2001; Sutherland, 1995). Bij een sterfbedvisioen is namelijk eerder sprake van het opleven van het bewustzijn in tegenstelling tot het verliezen ervan bij een BDE. Bovendien wordt het visioen doorgaans waargenomen vanuit het lichaam van de stervende, terwijl de BDE meestal wordt waargenomen uit een positie buiten het lichaam (Smiths, 1996).
Aan wat een correcte definitie van het begrip BDE is, zijn in de (onderzoeks-) literatuur veel pagina's gewijd. Het probleem bij het definieren van een BDE is dat geen enkele ervaring dezelfde inhoud heeft. Weliswaar komen vrijwel alle BDE's deels met elkaar overeen, maar de 'diepte' van de ervaring kan sterk verschillen. Sommigen BDE-ers zien alleen een prachtig licht, terwijl anderen melding maken van een meer uitgebreide ervaring waarbij zij de ervaring hadden uit het eigen lichaam te treden, te reizen door een tunnel, een ontmoeting te hebben met 'het Licht', een overzicht van het eigen leven te krijgen en te communiceren met eerder overleden familieleden, bekenden en religieuze persoonlijkheden zoals Jezus.
Moody (1975) beschrijft een BDE als: 'een geestelijke ervaring van mensen die getroffen worden door levensbedreigende fysieke problematiek'. Deze omschrijving benadrukt vooral de situatie waarin een BDE kan voorkomen maar houdt geen verband met de inhoud. Een mijns inziens voor onderzoek meer bruikbare en tevens meer aan de inhoud van een BDE rechtdoende definitie is die welke gehanteerd wordt door Van Lommel (2001). Hij omschrijft een BDE als 'een geheel van indrukken tijdens een bijzondere bewustzijnstoestand, die kan optreden tijdens een periode van klinische dood, maar ook tijdens een periode van ernstige ziekte, een bijna-fatale situatie (ongeluk) of tijdens een sterfproces'. Om echter duidelijk te maken wat een BDE zoal kan omvatten, wordt in de volgende paragraaf dieper ingegaan op de elementen waaruit zij kan bestaan.
1.2 De elementen van een BDE
Om een indruk te krijgen wat een persoon beleeft tijdens een BDE, wordt in deze paragraaf beknopt ingegaan op de inhoudelijke elementen van BDE's. De beschrijving van deze elementen is gebaseerd op het onderzoek dat verricht werd door Moody (1975).
Onderzoek van Raymond A. Moody (1975)
Moody onderzocht op descriptieve wijze de ervaringen van 150 subjecten die tijdens hun klinische dood een BDE hebben meegemaakt (Moody, 1975). Uit alle interviews, rapporten en verslagen destilleerde Moody 15 kernelementen van een BDE. Wanneer een persoon alle elementen samen zou hebben beleefd dan zou diegene volgens Moody theoretisch de perfecte BDE hebben gehad. Moody heeft tijdens zijn onderzoek geen mensen geinterviewd die alle elementen hadden meegemaakt. Uit het onderzoek van Moody kunnen de volgende prototypische BDE-elementen worden afgeleid:
1. Het besef te overlijden/dood te zijn: Een onderdeel van de meeste BDE's is bewustwording van het feit dat men op het punt staat te overlijden.
2. Doodverklaring: In sommige gevallen hoort de betrokkene de aanwezige medici verklaren dat de dood is ingetreden en dat verdere reanimatiepogingen worden gestaakt.
3. Gevoelens van rust en vrede: BDE-ers melden vaak opmerkelijke gevoelens van rust, bevrijding van pijn en angst, relaxatie, vrede en stilte.
4. Uittreding uit het lichaam: Bij het verlaten van het lichaam heeft de betrokkene het gevoel dat het bewustzijn het lichaam verlaat. Veel BDE-ers ervaren dat ze uit hun (dode) lichaam oprijzen en in staat zijn conversaties te volgen, de gebeurtenissen visueel te volgen en zich naar vrije wil te kunnen verplaatsen naar andere ruimtes.
5. Het horen van geluid: Sommige BDE-ers maken melding van het horen van geluiden vlak voor, tijdens en na het intreden van het klinisch dood-zijn. Geluiden die waargenomen worden, kunnen aangename geluiden zijn zoals 'hemelse' muziek en gezangen, maar ook minder aangename als gonzen, gerinkel, fluittonen, geraas, gedreun en gekraak.
6. De donkere tunnel: De ervaring een tunnel of buis in te gaan treedt meestal op na de scheiding van het lichaam. Overlevenden beschrijven veelal dat ze het gevoel hadden snel door een donkere ruimte te worden getrokken. Deze ruimte wordt beschreven als een tunnel, grot, pijp, luchtkoker, riool, leemte, vacuum, dal en cilinder.
7. Betreden van een hemelse omgeving: Veel BDE-ers komen tijdens hun ervaring terecht in een hemelse omgeving. Doorgaans vindt dit plaats nadat zij door 'de tunnel' zijn heengegaan. In de omgeving waarin zij terechtkomen treffen zij onaards mooie taferelen van landschappen met beekjes, gras, bomen, bloemen en bergen aan. Betrokkenen benadrukken meestal de vredige, harmonieuze sfeer en de onbeschrijfelijk mooie en heldere kleuren. Het is ook doorgaans in deze omgeving dat betrokkenen in contact komen met overleden familieleden, vrienden of andere geestelijke wezens. De aanwezigheid van deze wezens heeft vaak tot doel de overledene gerust te stellen en hem te vertellen dat het nog geen tijd is te sterven. Het contact tussen betrokkenen vindt plaats door middel van woordeloos, telepathisch contact dat leidt tot volledig begrip.
8. Het wezen van licht: Volgens veel BDE-ers is de kern van hun ervaring het contact met 'het Licht'. Dit Licht wordt beschreven als niet-veroordelend, aanvaardend, warm en liefdevol. In dit Licht wordt vrijwel altijd een goddelijke 'aanwezigheid' ervaren. De betrokkene wordt door het Licht vervuld van liefde en warmte en het oefent een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit.
9. Levensfilm/panoramisch levensoverzicht: In sommige gevallen krijgt de betrokkene een chronologisch overzicht van de belangrijkste momenten uit zijn leven te zien. Dit overzicht dient zich in veel gevallen aan als een soort multi-dimensionale film. Ook maken BDE-ers melding van een panoramische terugblik op het leven. De terugblik die men op het eigen leven krijgt is zeer levendig. Bij het levensoverzicht ligt de nadruk op de mate waarin men heeft lief gehad en de mate waarin men wijsheid en kennis heeft verworven. Ook krijgen BDE-ers in deze gevallen inzicht in de uitwerking van hun eigen gedachten en gedragingen op anderen, bezien vanuit het perspectief van die anderen. Het doel van het levensoverzicht is volgens BDE-ers te laten zien welke levensdoelen wel of niet bereikt zijn. Deze terugblik evalueert het leven. BDE-ers krijgen toegang tot een veel ruimer begrip waardoor zij als het ware gedwongen worden tot een volstrekt objectieve zelfbeoordeling.
10. De grens of barriere: Veel BDE-ers naderen een grens of barriere die wordt omschreven als een deur, grijze mist, hek, omheining of watermassa. Betrokkenen melden achteraf dat men intuitief wist dat dit de definitieve grens was tussen het aardse en hemelse bestaan. Eenmaal over die grens is terugkeer naar het lichaam niet meer mogelijk volgens hen.
11. De terugkeer: Op een bepaald moment krijgt de betrokkene de keuze of wordt hij verplicht terug te keren naar het lichaam. Veel BDE-ers zeggen hierover dat dit een erg pijnlijk moment is. Veelal gaat terugkeer dan ook gepaard met verzet. Dit blijkt met name het geval wanneer men in contact kwam met het wezen van Licht. Daarnaast geven velen aan erg op te zien tegen het weer moeten bewonen van het vaak gehavende lichaam.
12. De onuitspreekbaarheid van de ervaring: Veel BDE-ers ondervinden grote moeilijkheden bij het onder woorden brengen van hun ervaring. De ervaring overstijgt immers de gewone zintuiglijke waarneming. Zelf hebben BDE-ers absoluut geen twijfel over het realiteitsgehalte van hun ervaring. Volgens BDE-ers schiet onze taal ernstig tekort om de ervaring recht te doen. Afwijzing en ongeloof van anderen zijn niet zelden het gevolg omdat de betrokkene zijn verhaal niet anders kan vertellen dan met gebruikmaking van, in de ogen van omstanders, 'vage omschrijvingen' zoals Licht, Aanwezigheid, hemelse muziek, onbeschrijfelijk heldere kleuren, etc. Het door derden afdoen van hun ervaring als een hallucinatie, een droom of fantasie veroorzaakt bij veel BDE-ers achteraf dan ook pijn en conflicten met de omgeving.
13. Invloeden op het verdere leven: Volgens Moody is een van de belangrijkste gevolgen van het beleven van een BDE het verdwijnen van angst voor de dood. De ervaring maakt aan betrokkenen duidelijk dat het lichaam niet gelijk is aan hun ware identiteit. De ziel (of wezenlijke zijnskern) blijkt na de dood voort te bestaan. Deze ervaring leidt tot een geheel andere kijk op het leven. Het aardse leven verkrijgt doorgaans een veel diepere (spirituele) betekenis. Hun leven krijgt meer inhoud, meer waarde, men denkt meer na en voelt zich nauwer betrokken bij essentiele filosofische vraagstukken.
14. Nieuwe zienswijze op de dood: Een sterk gewijzigde houding ten opzichte van de stoffelijke dood, sterke vermindering (verdwijnen) van angst voor de dood.
15. Bevestiging: Gedurende de periode dat betrokkene zich buiten het lichaam bevond, was hij getuige van gebeurtenissen in de stoffelijke wereld die achteraf overeen blijken te komen met verslagen van getuigen zoals medici en/of andere omstanders.
De volgorde van bovenstaande ervaringen is niet vaststaand, noch komen alle aspecten bij iedereen die een BDE meemaakt aan bod. Volgens Moody is geen enkele BDE gelijk aan een andere, maar vertonen zij onderling veel overeenkomsten. In zijn boek Life after life (1975) geeft Moody aan ervan overtuigd te zijn dat elke onderzoeker die een onderzoek start naar het fenomeen BDE gegevens zal ontdekken die bovengenoemde inhoudelijke aspecten zullen staven. Onderzoekers als Ring, Sabom, Greyson en Morse hebben deze handschoen opgepakt en hebben uitgebreid vervolgonderzoek naar BDE's en hun ervaarders verricht. Moody achtte de gegevens van zijn onderzoek reeds voldoende om aan te nemen dat leven na de dood mogelijk is. Ring (1980) stelt dat deze stelling niet wetenschappelijk is en dat met deze aanname Moody slechts zijn eigen overtuiging weergeeft. Vanuit wetenschappelijke hoek is met name veel kritiek geleverd op de methodologie van het onderzoek van Moody (Ring, 1980; Sabom, 1982). Kanttekeningen die terecht bij het onderzoek geplaatst worden zijn ondermeer of de subjecten werkelijk klinisch dood waren, in hoeverre sprake was van een systematische steekproef, en de beperking dat authenticiteit en klinische omstandigheden van de ervaring niet zijn weergegeven (Sabom, 1982). Desalniettemin laten de beperkingen die verbonden zijn aan het onderzoek van Moody onverlet dat door andere onderzoekers tot op heden nooit fundamentele verschillen zijn gevonden wat de kernelementen van een BDE betreft, zoals deze door Moody voor het eerst werden geformuleerd.
Terug naar het begin van de scriptie
Hoofdstuk 2