KWANTITEIT
ANNO 1720
TEGENPOOL
INZICHT
SAMENVATTING
UIT EEN DAG...
GEVAREN
FUNCTIE DUIDELIJK?
ANDERE INZET
'Kan Vrijmetselarij bestaan in een informatiemaatschappij?'
De vraag past bij een grenswisseling in de tijd, van 1000 naar 2000 jaar.
De vraag zal niet slechts bij U en mij opkomen, maar de vraag is minder in teressant dan het antwoord dat wij geven.
Vrijmetselarij kan nog in lengte van jaren mee, mits enkele andere vragen voldoende kunnen worden benaderd.
1. Staan we stil bij de vraag of het symbolische gereedschap dat wij dragen toe reikend is om nieuwe ontwikkelingen in goede banen te leiden?
2. Hebben wij voor onszelf de pragmatische betekenis van het gereedschap afgestemd op de samenleving en in het bijzonder op de informatiemaatschappij van morgen?
Mijn Bouwstuk hierover volgt, zij het verkort, hieronder.
Bij velen is er bezorgdheid over de toekomst van Vrijmetselarij.
Men spreekt van vergrijzen, van de te weinig openheid jegens buitenstaanders, de groei is negatief zijn, en zo meer.
Men wijst op de kerk en de lege banken.
Is dat ons voorland? Toch zijn vrijmetselaars geen sombere fatalisten.
Hoe gaan zij dan om met het toekomstperspectief? Daartoe moet je teruggaan in de tijd.
Toen Vrijmetselarij ontstond liep het tijdperk der 'universele geesten', zoals Pascal, Leibniz, Descartes e.
a.
ten einde.
Een genie, in die tijd, was iemand die overal alles van wist.
Daarbij die wetenschap uitbreidde met eigen vindingen.
Pascal was filosoof en natuurkundige, en vond de pascaline uit.
Een voorloper van onze PC.
Leibniz oversteeg als wiskundige zijn tijd, ontdekte de differentiaalrekening en het binaire stelsel en was bovendien kenner van China, theoloog, rechtsgeleerde en historicus.
De auteur Störig noemt hem: 'De man die misschien voor de laatste keer in de Europese geschiedenis alle gebieden van de wetenschap had beheerst en op alle gebieden uitzonderlijke prestaties heeft geleverd'.
Intussen is alles veranderd en is een genie iemand geworden die van weinig heel veel weet en van heel veel bijna niets.
Waarom dit zo is gegaan probeert de Duitse onderwijskundige Helmar Frank te duiden.
KWANTITEIT
Hij zegt: In de geschiedenis van de menselijke kennis zijn er twee momenten geweest die een ontwikkeling in gang hebben gezet waardoor het nooit meer zou zijn als weleer.
Tot ongeveer 1500 werd informatie mondeling doorgegeven of vastgelegd in geschriften of kalligrafieën.
De kennis van de mensheid was in 1500 jaar verdubbeld en lag als het ware op één verdieping, waardoor het in principe voor iedereen mogelijk moest zijn om die kennis te bevatten.
In de geschiedenis gaat ook kennis verloren zoals bij de verwoesting van de bibliotheek van Alexandrië.
Tot 1500 werd verloren kennis aangevuld door nieuwe kennis.
Zo bleef de hoeveelheid informatie ongeveer gelijk, verdubbelde de kennis maar bleef te bevatten voor ieder die wilde zoeken.
De Amerikaan Shannon heeft de instrumenten bedacht om informatie in eenheden 'bits' uit te drukken en te kwantificeren.
Elke betekenisvol begrip of een begripsrelatie is een kennisbit.
Frank stelt dat het menselijk brein zo'n tien miljoen bits aan informatie kan bevatten.
Alle westerse kennis van rond 1500 komt neer op zo'n miljoen bits en de jaarlijkse toe- en afname is grofweg l 000 bits.
Rond 1450 werd de boekdrukkunst uitgevonden.
En na 1500 werd kennis vastgelegd om, soms nooit meer verloren te gaan.
Heel gestaag nam de hoeveelheid toe, maar niemand had er eigenlijk erg in.
In de tweede helft van de l 7e eeuw werd de aanzet gegeven tot een tweede (zeer spectaculaire) toename van kennis.
Door de handel met andere werelddelen werd de Europese mens geconfronteerd met kennis waarover hij tot dan toe niet kon beschikken.
Die werd vol ijver verzameld en geordend in.
.
.
gedrukte vorm.
Al voor de Renaissance was de kiem gelegd voor de herwaardering van het Griekse denken.
Men werd creatiever, maakte zich los van kerkelijke dogma's en bedacht zelf apparaten en theorieën die verschijnselen konden verklaren.
Daarbij werden, net als bij de oude Grieken nieuwe vragen gegenereerd.
Toen dat proces op gang was gekomen, zette een toeneming van kennis van ongekende omvang.
Het gevolg was dat zo'n honderd jaren later, (begin van de negentiende eeuw,) de hoeveelheid informatie al tot het tienvoudige was toegenomen.
Tot 10 miljoen bits, de grens van het menselijk bevattingsvermogen.
Met moeite en pijn zou het theoretisch nog net mogelijk zijn om in die tijd van alle kennis te kunnen ' weten ' .
ANNO 1720
Zo stonden de zaken rond 1720: toen Vrijmetselarij een organisatie werd.
1.
De wereldhandel bloeide.
Vloedgolven van nieuwe kennis kwamen naar Europa.
2.
Doordat de wetenschap afstand had genomen van de kerk, kon nieuwe kennis worden gegenereerd.
Daarbij ging men vooral uit van empirische benadering van de werkelijkheid.
3.
Hoewel het theoretisch bevattingsvermogen nog niet werd overschreden door de voorhanden kennis, was het praktisch niet meer mogelijk om een Leibniz, die 4 jaar eerder stierf, te evenaren.
Het ontstaan van de speculatieve Vrijmetselarij is een gebeurtenis die volgens velen geheel in die tijd paste.
Heel lang nog bleven mensen geloven dat het mogelijk was om een universeel genie te worden door onderwijs te volgen! De groeiende aandacht voor onderwijs in de achttiende eeuw leidde in het begin van de vorige eeuw tot de kreet: 'Kennis is macht!' Het oude Griekse encyclopedische kennisideaal stond voorop.
Het onderwijs was aanvankelijk ook op Griekse wijze georganiseerd en leidde tot de universiteit, verzamelpunt van de universele kennis.
De vakkenindeling, de wijze van kennisoverdracht, het was allemaal afspiegeling van het uiteindelijke doel, de academie, de plaats waar de Griekse wijsgeren onderricht gaven.
TEGENPOOL
De speculatieve Vrijmetselarij, in zijn ontstaansmoment, leek een beetje een tegenpool van de ontwikkelingen in het onderwijs waar ze het universele kennisideaal nog bleven omarmen.
In plaats van te streven naar dat (inmiddels onbereikbare) kennisideaal, gold en geldt, met name in ons land, het woord dat boven de poort van de tempel staat: 'Ken u zelven'.
En wat minstens zo belangrijk is, is het uitgangspunt dat de ontwikkeling van de persoon wordt gezien als de bouw aan een tempel die, let op.
nooit zijn volmaakte voltooiing zal krijgen.
Vrijmetselaars waren overigens niet helderziend terzake van explosieve brein-overstijgende kennistoeneming.
Net zo min als anderen die zich niet in de maalstroom van de Verlichting lieten meesleuren, is Jean Jacques Rousseau.
Hij droomde zich een natuurlijke wereld, waar ontwikkelingen zich voltrekken en niet door de rede worden bedacht en uitgelokt.
Hoewel buiten de westerse samenleving ratio, logos en mythos nooit los van elkaar werden gezien gebeurde dat in Europa op grote schaal.
Het is de verdienste van de Vrijmetselaars dat zij in beginsel hebben gezocht naar een samengaan van rede en van gevoel, van empirie en van mystiek.
Soms zijn die combinaties verenigd in dezelfde personen.
Soms tref je maçons die meer accent leggen op rede.
Anderen zijn meer gericht op de mystiek.
Voor elk is er plaats in de kolommen.
Het is daarbij de bedoeling dat dit niet leidt tot tegenstellingen, maar tot een verrijking van ieders geest.
Door het naast elkaar plaatsen van de verschillen, door de vergelijking van zienswijzen, kan elke broeder tot een eigen synthese komen
INZICHT
Vrijmetselarij moet al vroeg hebben ingezien dat kennis niet meer met de gewone middelen te bevatten zou zijn.
Er zijn andere middelen nodig om de mens te helpen de dingen te begrijpen.
In de Maçonnerie waren die middelen voorhanden: de symbolen.
Symbolen waren gewoon gebruiksvoorwerpen uit het leven van de steenhouwer/metselaar, zoals: hamer, beitel, passer, winkelhaak, waterpas en schietlood.
Zij worden herkenbaar en helder in het licht van wijsheid, kracht en schoonheid.
Een bruikbare combinatie om 'wereld en leven te doen zien als een te voltooien bouwwerk'.
Het zijn zowel de empirische als de esoterische middelen, die je bij het zoeken naar waarheid gebruikt.
Voor mij was het wel even wennen toen ik als leerling die symbolen leerde kennen.
Langzamerhand pas wordt duidelijk dat symbolen gereedschappen (hulpmiddelen) zijn die je de mogelijkheid bieden om de materiële en geestelijke werkelijkheid te 'bevatten'.
Zoals ook woorden doen.
Woorden hebben echter de beperking dat ze communicatief zijn.
Ze hebben alleen zin als er een ander is, die er naar luistert en dat betekent dat je het over die betekenis in hoge mate eens moet zijn.
Er zijn ook grenzen aan de interpretatie van symbolen.
Je moet die wel gebruiken waar ze voor bedoeld zijn.
Een hamer is een stuk gereedschap waarmee nuttige dingen kunnen worden gedaan, maar als je de hamer gebruikt om iemand zijn schedel in te slaan, overschrijd je de grenzen van je vrijheid.
Zo geldt het ook voor de vrijmetselaar: hij is vrij gereedschappen aan te wenden op een wijze die het best bij hem past, maar het moet wel bij bouwen, metselen en bouwen blijven.
De vrijmetselaar zal dagelijks de gereedschappen en hulpmiddelen op zijn eigen, pragmatische wijze gaan gebruiken, binnen de semantische kaders die er in het rituaal omheen zijn gelegd.
Die kaders zijn niet meteen helder voor degeen, die een rituaal voor het eerst meemaakt.
Naarmate je een rituaal vaker beleeft, wordt de essentie der symbolen duidelijker, al wordt er maar summier uitleg gegeven.
De symbolen spreken voor zich en steeds weer met de begeleiding van dezelfde rituele woorden.
Hoewel je zou denken dat er na enkele keren weinig nieuws meer te vernemen zal zijn is dat niet zo.
Juist uitgebreide uitleg zou het risico opleveren dat de betekenis van de 'symbolen' in 'woorden', c.
q.
definities zou worden 'gevangen'.
En dat is met elkaar in tegenspraak.
Symbolen worden immers gebruikt waar woorden te kort schieten .
SAMENVATTING
Ik vat samen:
1.
De speculatieve Vrijmetselarij is ontstaan toen een kentering gaande was op het gebied van kennis en wetenschap.
Nooit meer zou de mens alles kunnen kennen.
De Vrijmetselarij koos een wat eigenzinnige weg waarop de ratio en de mystiek meereed.
2.
Van oudsher beschikte de Vrijmetselarij over middelen die een vereniging van ratio en mystiek ook mogelijk maakte .
Dit lijken twee uitganspunten voor een antwoord op de vraag: 'Kan Vrijmetselarij bestaan in een informatiemaatschappij? '
Zover zijn we echter nog niet.
Laten we vaststellen dat Vrijmetselarij, dankzij bruikbare gereedschappen, tot heden een functionele rol heeft kunnen vervullen in een wereld waar kennis nog hanteerbaar blijkt met de klassieke kennisdragers (het brein, het schrift en het gedrukte woord).
In die wereld is kennis nog een relatief statisch gegeven.
Van Praag grijpt terug op de metafoor van de boom der wijsheid.
Mythos, logos en ratio vinden hun symbolische uitdrukking in de wortel, de stam en de takken van de boom der kennis.
De mythe of religie ziet hij als de oorsprong, de wortels van de kennis.
De stam die hieruit voortkomt is de filosofie.
Uit deze stam ontspruiten de takken der wetenschap.
Elders geeft hij een definitie van informatie: d.
i.
een deel der menselijke kennis, die in bekende symbolen (!) wordt overgedragen'.
Informatie bevindt zich dus niet ergens, zoals kennis.
Informatie wordt overgedragen, is 'onderweg'.
Informatie als het 'dynamische aspect' van kennis.
Zo beschouwd is er altijd informatie geweest, maar in deze eeuw heeft de techniek daaraan een nieuwe dimensie gegeven.
Verreweg de langste tijd in de geschiedenis van de mensheid is informatie van mond tot mond doorgegeven.
Bijgevolg bestond kennis alleen in de breinen van de mensen.
Het schrift maakte het mogelijk kennis vast te leggen buiten het menselijke brein.
Kennis kon worden gekoppeld aan materie en op deze wijze worden overgedragen .
Andere materiële informatiedragers werden later: gedrukte boeken, kranten, tijdschriften, e.
d.
, grammofoonplaten, audio- en videobanden, compact disc, computerdiskette, enzovoort.
Hiermee ontstonden twee nieuwe aspecten van kennis:
1.
De overdraagbaarheid van kennis werd losgekoppeld van de mens.
Boodschapper en troubadour werden vervangen door postkoets en koerier en later door wereldomvattende postsystemen.
2.
Kennis kon massaal worden vermenigvuldigd maar: vermenigvuldigde kennis, betekent nog geen 'toename van kennis'.
De kennis in een boek blijft dezelfde, ook al zijn er 100.
000 exemplaren van gedrukt.
Het voordeel van materiële informatiedragers is dat kennis op veel grotere schaal verspreid kan worden, maar wel wordt de mens geconfronteerd met een hoeveelheid die hij met geen mogelijkheid meer kan opnemen, laat staan: verwerken.
UIT EEN DAG....
Een overzicht van het aantal elektronische ontmoetingen die hij op één dag hebben.
Van automatisch aanschakelende werkkerradio, automatische klimaatregeling, dashboard controle in de auto, verkeersregeling op de weg, de post per computer/fax.
We laden module teksten van collega's in onze computergeheugen en voegen eigen bijdragen toe.
We passen videotechnieken toe in college's, nemen tentamens af met terstond waarderende tests, ontvangen studieresultaten op een flop.
We hanteren een elektronisch geregelde dagindeling en automatische codes voor door te geven notities naar elders.
We betalen met een bankpas en pincode en een pinpas voor de kantine, etc vullen wij aan met een 'update' in bankpapier.
We stuitten op studieproblemen en zetten onze vraag in op internetcontacten.
Die vraag bereikte in een keer 6400 contacten wereldwijd.
Enkele uren later bezitten wij al honderden reacties.
De kosten van die operatie kostte minder dan een enkele postzegel.
Er gebeurde nog veel meer.
Waarom deze beschrijving? Om duidelijk te maken dat we aan het begin staan van een tijdperk waarin de mens in een andere relatie zal komen te staan tot zijn omgeving en tot zijn medemens, doordat informatie op een andere wijze tot ons komt.
Als we niet in staat zijn die informatie op de juiste manier te gebruiken zou er iets mis kunnen gaan.
GEVAREN
Er zijn tal van gevaren te beredeneren voor aantasting van de privésfeer.
Toch laten wij ons meer en meer door elektronica besturen.
Het wordt immers griezelig als menselijk verstand opzij wordt gezet omdat 'de computer het zegt' of wanneer een mens wordt vervangen door een apparaat dat niet kan uitleggen hoe het werkt.
Wat denkt u als u hoort: sorry, foutje van de computer.
' of:
'Heeft u al betaald?
Maar dan zit het nog in de computer.
'
Waar het om gaat is echter dat komende generaties in staat zijn tot het selecteren en interpreteren van informatie.
Dit zal van levensbelang worden.
Pas op voor 'Kafka' .
Vrijmetselarij had een duidelijke functie in de tijd die aan het informatietijdperk vooraf ging, met die ongekende toename van informatie.
Door symboliek (het gereedschap) is het mogelijk méér en andere informatie te bevatten dan door het gebruik van woorden.
Daarbij sluiten ratio, logos en mythos elkaar niet uit.
Integendeel, zij vullen elkaar aan.
Daar ligt nog steeds de kracht van de Vrijmetselarij.
FUNCTIE DUIDELIJK?
Maar zal die kracht voldoende zijn als bouwstenen niet meer uit ruwe steen worden gehouwen, als elektronische instrumenten passer, winkelhaak, waterpas en schietlood hebben vervangen?
Kunnen wij ons in het Westen nog doen kennen als vrijmetselaar met onze 'primitieve gereedschapjes' in de hand en het touw met de negen knopen om de hals?
Is de functie van Vrijmetselarij ook zo duidelijk in het informatietijdperk, waarin machines, techniek en elektronische logica doen en denken ondersteunen en deels ook sturen?
De instrumenten van de Vrijmetselarij zijn natuurlijk niet primitief.
In hun symbolische betekenis niet.
Elk van de gereedschappen en symbolen heeft een hogere betekenis, die ik niet verder hoef toe te lichten.
Het spirituele, het materiële, de sociale verhoudingen en de relatie van mens tot natuur zijn kernpunten waarom het leven draait.
Hoe de maatschappij ook verandert, de mens blijft met betrekking tot die kernpunten in zijn diepste wezen gelijk.
ANDERE INZET
Veranderingen en ontwikkelingen die zich in het Westen voordoen vereisen geen andere mensen maar een andere inzet van de middelen.
Een voorbeeld: als wij ons in het Westen bewegen dan houden we ons haaks.
Wij dragen daarvoor het symbool van de winkelhaak bij ons.
Dit zetten we in als we geconfronteerd worden met eigen of andermans oneerlijkheid en onrechtvaardigheid .
Maar weet ieder zijn winkelhaak te gebruiken als hij onrechtvaardig behandeld wordt door een apparaat?
Wat doet u als u verrast wordt met kennis over u zelf, waar u meende dat u de enige was die wist van een fysieke handicap'? Het zijn nog maar vragen.
De slotvraag is:
staan we genoeg stil bij de vraag of het vrijmetselaarsgereedschap dat we meedragen toereikend is om deze nieuwe ontwikkelingen mede in goede banen te leiden? Hebben we, ieder voor ons zelf, de pragmatische betekenis van het gereedschap afgestemd op de maatschappij en in het bijzonder op de informatie maatschappij van morgen?
Als deze vragen positief kunnen worden beantwoord, nu en later, dan kan, naar mijn idee, de Vrijmetselarij nog in leng te van jaren blijven bestaan.
Maar wat te doen als we deze vrage negatief moeten beantwoorden?
Bouwstuk uit 1995