Dh-1.gif - 19082,0 K






1. VAN VOOROORDELEN NAAR DE WERKELIJKHEID
11. EEN EEUWENLANGE WEG NAAR EEN VRIJMETSELARIJ VOOR MANNEN EN VROUWEN
III. VRIJMETSELARIJ IS EEN OVERTUIGING
IV. RITUELE HANDELINGEN LEIDEN TOT VERDIEPING
V. UITGAAN VAN EEN OPRECHTE DRIJFVEER
VI. INFORMATIE EN LITERATUUR

Voor inlichtingen
INLEIDING

Ieder heeft zo zijn eigen redenen bij het ter hand nemen van een boekje over Vrijmetselarij. Het kan nieuwsgierigheid zijn naar het totaal onbekende. Het kan ook zijn dat men al eens wat gehoord, gelezen of misschien zelfs ervaren heeft van de Vrijmetselarij en er daarom juist meer over wil weten.
Voor beide soorten lezers is dit boekje samengesteld.
Een aantal leden van de Internationale Orde der Gemengde Vrijmetselarij "Le Droit Humain" heeft geprobeerd om een leesbaar antwoord te geven op een aantal vragen dat vaak door niet-Vrijmetselaren gesteld wordt. Het is een summiere aanzet om wat duidelijkheid te geven van datgene wat de Vrijmetselarij te bieden heeft.
Voor degene die nog niets weet van de Vrijmetselarij is dit werkje misschien een uitdaging voor méér informatie. Voor personen die al iets meer weten of zich zelfs al enige ideeën of oordelen hebben gevormd, is het te hopen dat dit boekje het een en ander in de goede richting zal laten lopen.






1. VAN VOOROORDELEN NAAR DE WERKELIJKHEID


Lycos\ - 0,0 K Dh-2.gif - 10116,0 K De Vrijmetselaren weten het zelf maar al te goed: het beeld dat "men" heeft van de Vrijmetselarij komt zelden overeen met de werkelijkheid. Uit gesprekken met niet-Vrijmetselaren blijkt dat men zich veelal ideeën en vooroordelen heeft gevormd die geheel buiten de werkelijkheid staan.
Als Vrijmetselaren zouden zeggen dat zij een kunstvorm - ''De Koninklijke Kunst" - zoals zij dat noemen -, willen beheersen en bedrijven, dan zal een doorsnee buitenstaander hem onbegrepen, maar ook ongelovig aankijken. Toch is het zo: de "Koninklijke Kunst" van de Vrijmetselarij bezit, zoals bij elke kunstvorm het vermogen het hart te ontroeren en het verstand te wekken.
Gebruik maken van oude en nieuwe technieken, met vallen en opstaan daarin vaardigheden verwerven, is het beoefenen van elke kunstvorm.
Dezelfde soort gevoelens die Vrijmetselaren ervaren bij het beoefenen van hun kunst. Het is een ware kunst jezelf te leren kennen. Het kan ook een ware kunst zijn een ander daarbij te helpen en samen te proberen een andere levenswijze op te bouwen als leden van een groep, zelfs als leden van de gehele maatschappij. Het is zoeken naar een kunstvorm, de creatie, die het dichtst het doel benadert: een wereld te verkrijgen waarbij een ieder een onmisbaar en belangrijk detail wordt van het grote geheel.
Het is ongetwijfeld voor een groot deel aan de Vrijmetselarij zelf te wijten dat het grote publiek niet weet wat de Vrijmetselaren eigenlijk drijft. Tot voor enige decennia immers bleef de Vrijmetselarij voorbehouden aan mensen met een hogere scholing, met vrije tijd én met interessen buiten de zorg om voor het dagelijks brood. Bovendien vroeg het kerkelijk leven aan hen minder tijd en geestelijke aandacht dan aan het grote publiek met dat kleine beetje vrije tijd.
Zo kon het ontstaan dat de Vrijmetselarij zich over publieksvoorlichting weinig bezorgd maakte en tegelijkertijd dat "men" daarbuiten zich van het weinige dat bekend werd, allerlei voorstellingen ging maken die volledig in strijd waren met wat de Vrijmetselaren juist zo goed kennen.

Zo kon het bijvoorbeeld ook gebeuren dat de beroemde schrijver Sir Conan Doyle zijn bloedeigen intelligente speurder Sherlock Holmes (in "Murder at degree") allerlei onzinnige dingen liet debiteren. De ogenschijnlijk perfect opgebouwde logica van het meesterbrein is daardoor voor de insiders volledige t'nonsica". De moorden rond de Vrijmetselaar, de Prins van Wales, hadden nooit opgelost kunnen worden, zoals in het boek gebeurt. De waas van geheimzinnigheid die rond de Vrijmetselarij hangt, geeft een romanschrijver natuurlijk de mogelijkheid zijn fantasie de vrije loop te laten, dat gebeurde dan ook bij de geridderde auteur.
Doyle kan zich trouwens vergezeld weten van zeer velen die de overtuiging hebben dat de Vrijmetselarij een soort geheime sekte is waarbij de leden zeer vreemde dingen laten gebeuren. Anderen denken weer dat het lidmaatschap van deze groepering alleen mogelijk is voor een elite van machtigen overal op de wereld die elkaar de macht blijven toebedelen en elkaar maatschappelijk ook nog vooruit helpen in goed en kwaad.
Omdat de Vrijmetselarij wel degelijk geheimen kent, is die waas van geheimzinnigheid ook weer niet geheel ten onrechte onstaan. De contouren daarvan kunnen daarom maar beter eerst aangegeven worden. Op die wijze blijft er dan ruimte over voor het beantwoorden van andere wezenlijke vragen die daarna nog overblijven. De geheimen zijn er in de Vrijmetselarij en zij zullen er wel blijven, want zij vorrnen een belangrijk onderdeel van het wezen van de Vrijmetselarij. De Vrijmetselaren delen die geheimen met elkaar of met bepaalde groepen binnen de Vrijmetselarij.

Het zijn echter geheimen van een geheel andere aard dan men meestal denkt. Prof. dr. Sj. Groenman heeft eens gezegd dat dit soort geheimen te vergelijken zijn met de geheimzinnigheid die men toepast wanneer men iemand bij verrassing een cadeau wil geven. Hoe strikter men zich houdt aan die geheimhouding, hoe groter de verrassing en hoe blijer de ontvanger is en hoe langer hij die verrassing blijft onthouden.
Niet alleen door de eed of gelofte die Vrijmetselaren afleggen bij hun inwijding, waarbij beloofd wordt die geheimen te zullen bewaren, maar ook - en misschien wel vooral - door dat verrassende element dat zijzelf ook hebben ervaren, zullen zij niet gauw hun geheimen willen prijsgeven. En iemand die vraagt aan een Vrijmetselaar: 'Mat houden jullie nu eigenlijk geheim?" die merkt al gauw dat hij daar geen bevredigend antwoord op krijgt. Zou een surprise-maker voor Sinterklaasavond ook zijn surprise verklappen? En geen Vrijmetselaar kan tevoren zeggen wie eens een surprise zal ontvangen Zijn toekomstige mede-leden kent hij immers tevoren nooit, zoals hijzelf nooit had kunnen bevroeden eens de stap naar de Vrijmetselarij te zullen zetten. Velen binnen de Vrijmetselarij kennen de grenzen van die geheimzinnigheid ook niet precies, zoals degenen die in de dagen voor het Sinterklaasfeest het al verklappen vinden wanneer zij zouden zeggen dat zij naar een warenhuis moeten om boodschappen te doen. Alsof dat iets verklapt van de inhoud van het cadeau. Ook deze houding kan veel hebben bijgedragen dat er hier-endaar onrust over die geheimzinnigheid is ontstaan.
Die geheimen liggen vooral op het terrein van de inwijdingen die een beginneling (leerling), een wat meer gevorderde (gezel) en een zeer gevorderde (meester) ondergaat. Naar die gelegenheden leeft men toe.
Er is in alle eerlijkheid nog een belangrijke reden waarom niet meer verteld kan worden dan dit. Bij die inwijdingen vinden rituelen plaats die eveneens tot de geheimen van de Vrijmetselaar behoren. Ook daar heeft hij een verklaring voor.
Het is als met een roos. Ook al ken je haar nog zo goed en weet je ook haar geur, aan een ander vertellen hoe zij er uit ziet en hoe zij ruikt, het zal altijd schade berokkenen aan de schoonheid van de bloem. Of is het soms mogelijk te vertellen hoe een perzik smaakt en hoe muziek klinkt?
Het is geen geheim te vertellen dat de Vrijmetselarij gebruik maakt van symbolen. Deze symbolen, die o.a. uit de bouwwereld afkomstig zijn, zijn bedoeld om begrippen duidelijk te maken. Zoals niemand moeite zal hebben met het gebruiken van een symbolisch begrip als "de bijenkorf", waar zelfs een warenhuis gebruik van maakte door zich zo te gaan noemen. Bij een bijenkorf ontstaat bijna automatisch het beeld van nijvere arbeid, van een bijna gezellige, maar zinvolle drukte, van taakverdeling en zelfs van volmaakte vormgeving (raten). Door het gebruiken van zo'n symbool kunnen ingewikkelde wijsgerige gesprekken worden vermeden. Dat is overigens niet iets dat door de Vrijmetselarij is uitgevonden. Religieuse leiders doen dat ook dikwijis, zoals eens Jezus van Nazareth, die in gelijkenissen hoogst ingewikkelde religieuze zaken verduidelijkte.
Een duidelijk voorbeeld van spreken in symbolische taal in de Vrijmetselarij, is de vergelijking van een pas toegetreden Vrijmetselaar met een ruwe steen, waarmee niets valt aan te vangen, terwijl nu juist de bedoeling is dat men een bouwwerk van begrip en harmonie zal opbouwen. De steen zal eerst moeten worden bewerkt, zodat hij een bruikbare bouwsteen wordt. Op deze wijze worden nog heel wat begrippen uit de oude bouwwereld benut om duidelijk met en over elkaar te kunnen spreken.

a. Niets griezeligs.
Als men nu die geheimzinnigheid in een ander kader plaatst dan men veelal doet en men begrijpt iets van die symbolentaal en -gebruiken, hoe komt het verhaal dan in de wereld dat er nogal eens wat griezelige dingen gebeuren bij de Vrijmetselarij? In gemoede kan men het bovenstaande toch niet griezelig noemen. De werkelijkheid is ook niet griezelig. Dat dit vooroordeel zotn hardnekkig leven blijft houden, heeft er vermoedelijk mee te maken dat velen, ondanks die geheirnzinnigheid, toch een hap-en-een-snap hebben vernomen van de gebruiken bij de Vrijmetselarij. Velen weten dat de Vrijrrietselaren een eed of gelofte afleggen. En het is inderdaad zo, als velen veronderstellen, dat de tekst van die eed of gelofte indringender is dan tegenwoordig gebruikelijk is. Men belooft daarbij op een overtuigende manier de ritualen geheim te houden en de reglementen van de orde te eerbiedigen. Men wordt echter niet lichamelijk of anderzins gestraft als men die eed breekt. Men zou wel geschorst of geroyeerd kunnen worden als lid.

b. Geen elite.
De Vrijmetselaar is niet voorbehouden aan een elite of een groep sociaal-machtigen. Een dergelijke beperking van het lidmaatschap is zelfs in strijd met haar eigen streven. Zij wil immers rnensen over de gehele wereld verenigen zonder te letten op hun maatschappelijke status. Een ieder kan lid worden "die vrij is en van goede naam".
Wel is het zo dat de Vrijmetselarij ontstaan is in een bepaalde groep van de samenleving en dat tot woor enkele tientallen jaren nog vrijwel niemand uit de, maatschappelijk gezien, laagste milieus zich bij de Vrijmetselarij aanmeldde. Men had daarvoor gewoonweg geen tijd en miste ook de geinteresseerde instelling. Velen hadden genoeg aan hun hoofd: de zorg voor het dagelijks brood veroorzaakte lange vwerkdagen en zware arbeidsomstandigheden. Gelukkig is zich dat nu snel aan het wijzigen, wat ook zijn weerslag krijgt op het ledenbestand van de Vrijmetselarij.
Wel moet erkend worden dat er soms leden zijn die een zekere zelfgenoegzaamheid tentoonspreiden omdat zij aangesloten zijn bij de Vrijmetselarij. Maar daarmee geven zij nu juist blijk toch één van de belangrijkste doelstellingen van de Vrijmetselarij, het streven naar verbroedering van de mensheid, niet te hebben begrepen. Vrijmetselaren mogen en kunnen zich niet verheven voelen boven anderen.

c. Geen vriendjespolitiek.
Het is een ideaal van de Vrijmetselaar de medemens in nood hulp te kunnen verlenen en als ieder dat op zijn manier doet, dan zal deze maatschappij er veel minder egoistisch uitzien. Het is geen doel van de Vrijmetselarij dat de leden alleen elkaar maatschappelijk vooruit helpen. Als men dat toch ziet gebeuren, dan moet men daaraan niet meer vvaarde hechten dan: een goede vriend of vriendin of iemand die je goed hebt leren kennen, mag je niet aan zijn of haar lot overlaten als je weet dat hij of zij problemen heeft. Idealiter zou het zo moeten zijn dat een Vrijmetselaar elk medemens, Vrijmetselaar of niet, ziet als een soort bondgenoot, een vriend die op bepaalde momenten steun kan gebruiken.
Bij maatschappelijk vooruit helpen denkt men vaak aan het verlenen van bijzondere gunsten, het plaatsen van mensen op posities ten nadele van andere mensen. Of dat juist is wanneer dat gebeurt, is overigens de vraag van verschillende zijden bezien. Zo mag niet vergeten worden dat het onzeker is of maatschappelijk vooruit helpen ook daadwerkelijk helpen is. Iemand adviseren niét naar een maatschappelijk hogere positie te streven kan ook wel eens een vorm van helpen zijn.
Op het terrein van de vooroordelen rond de Vrijmetselarij is een zeer belangrijke vraag niet weggenomen, namelijk: waarom doet de Vrijmetselarij er zo weinig aan om die vooroordelen en misvattingen tegen te gaan? Veel Vrijmetselaren zijn van mening dat je jezelf niet hoeft te etaleren als lid van die organisatie. Zij zullen dus niets kunnen doen aan het wegnemen van vooroordelen die misschien wel in hun direkte dagelijkse omgeving voorkomen. Ook krijgen zij nooit vragen over het hoe-en-waarom van de Vrijmetselarij. Weer anderen zijn van mening dat wanneer iemand rijp is voor de Vrijmetselarij hij zich vanzelf in die richting gaat oriënteren en op die manier zijn ideeën zal gaan bijschaven. Bovendien - en dat is zeker ook een niet uit te wissen factor het ligt niet in de lijn van de Vrijmetselarij om zieltjes te winnen. Het is ook niet zo dat de Vrijmetselarij de pretentie heeft dat zij het enige recept heeft om te kunnen komen tot een wereld waarin wij "als broeders" met elkaar kunnen omgaan. Zij gelooft wel dat het een perfect recept is, zoals er mogelijkerwijze nog meer recepten kunnen zijn.

Het wordt een Vrijmetselaar zelfs aangeleerd alles ter discussie te stellen en alles op bruikbaarheid te toetsen, ook zijn eigen recept.
Voor hen die zich in deze rumoerige tiid willen bezinnen op de essentiële waarden van het leven achten wij het van belang dat zij kennis kunnen nemen van de doelstellingen en werkwijze van de Vrijmetselarij. Dat geldt in het bijzonder voor diegenen die er moeite mee hebben dat mannen apart of vrouwen apart de Vrijmetselarij bedrijven en zich apart willen bezinnen op de meest essentiële zaken. Voor hen is het van belang te weten dat er een Gemengde Vrijmetselarij is en ook daarom dit boekje.







11. EEN EEUWENLANGE WEG NAAR EEN VRIJMETSELARIJ VOOR MANNEN EN VROUWEN

Dh-3.gif - 21083,0 K Er is veel gefilosofeerd over het ontstaan én het blijven voortbestaan van de Vrijmetselarij, die ook Franc-Maconnerie wordt genoemd. Veel gebruiken van thans doen veronderstellen dat er een lange, heel lange geschiedenis moet zijn achter de huidige Vrijmetselarij. In elk geval neemt men aan dat een belangrijk fundament moet liggen in de Middeleeuwen toen verschillende beroepsgroepen zich gingen verenigen in gilden. En veel van deze gilden, met name bijvoorbeeld in Zuid-Nederland, België, West-Duitsland en Engeland, zijn tot op de dag van vandaag blijven bestaan op een of andere wijze, meestal als een gezelligheidsvereniging met regelmatige bijeenkomsten en feesten. Zo is ook het gilde van de bouwers en steenbouwers tot op heden blijven bestaan .
De bijzondere wijze echter waarop het gilde van de maçonnerie is opgezet, is er waarschijnlijk de oorzaak van dat dit gilde uitgroeide tot wat het in onze tijd is: een broederschap met een ideëel doel en niet zomaar een gezelligheidsvereniging. Zeker, uiterlijk zijn er nog vele gebruiken en attributen die wijzen op dat oude gilde, Zo heette de oude bouwkeet in het Engels "lodge", en heten de huidige vergaderingen van Vrijmetselaren en hun gebouwen nog steeds "loges". Wij kennen ook nog de opbouw in gilde-graden in de Vrijmetselarij: leerling, gezel, meester. Aloude bouwers- en steenhouwersattributen als bijvoorbeeld de hamer, de beitel, troffel, passer, voorschoot en winkelhaak hebben in de huidige beschouwende Vrijmetselarij hun plaats behouden, zij het met een sterk symbolisch karakter

De opzet van het bouwersgilde was van meet-af, vergeleken met de andere gilden, een bijzondere omdat er door de geschiedenis heen en heden-ten-dage nog, in de bouw sprake is geweest van beunhazerij. De bouw immers is arbeidsintensief en daardoor waren en zijn er ook grote belangen mee gemoeid. Men denke maar eens aan de kolossale bouwopdrachten vocr de kerkelijke en wereldlijke machthebbers die in de Middeleeuwen te vergeven waren. Het was dan ook geen wonder dat zich grote drommen arbeidskrachten van overal uit West-Europa begaven naar deze objecten. Na verloop van tijd bij de langzame voltooiing van de bouw bleek echter weldra dat velen zich beter hadden verkocht dan zij in werkelijkheid waard waren. Er waren er verscheidenen bij die zich als meester-bouwer aandienden, maar slechts beunhazen waren.

a. Ballotage.
Om de schade die als gevolg daarvan ontstond te beperken en waarschijnlijk ook om het beroep af te schermen, besloot men daarop in dit gilde tot een ballotage-systeem. Ergens moeten, maar dat kan ook heel goed tegelijkertiid op verschillende plaatsen hebben plaats gevonden, enkele elkaar respecterende meester-boujvers hebben besloten tot een opzet van die ballotage, die waterdicht moest zijn om de beunhazen buiten de bouwkeet te houden. Zij waren het ook die besloten bepaalde gebruiken, woorden en gebaren te gebruiken die alleen bekend mochten worden gemaakt aan degenen die als meester konden worden erkend. De gezel die als volleerd werd beschouwd, werd ervan op de hoogte gesteld en de meester die aan zijn collega's had bewezen door zijn kennis en kunde reeds een meester te zijn werd ook ingewijd in die geheimen. Onderling beloofde men plechtig daarover niets mee te delen aan buitenstaanders. Tot op heden gebeurt dat in feite nog steeds zo Waar men zich in de wereld ook bij een loge meldt als macon, door die bepaalde gebruiken kan nnen elkaar direct herkennen ook al zijn er wel enkele verschillen

b. Eigen etiquette.
De Middeleeuwse mens was sterk ceremonieel ingesteld. De bijeenkomsten in de kerk groeiden tot een plechtige hoogmis, met een gedetailleerd rituaal. De adel ging steeds meer een protocol, etiquette, hanteren voor grote, plechtige bijeenkomsten. Ook de gilden, die graag voor waardig wilden worden aangezien, sloten zich aan bij deze gebruiken en ontwierpen hun eigen ceremonieën. Wie voor het eerst kennis maakt met een plechtige bijeenkomst in een Vrijmetselaarsloge zal nu nog de binding ervaren die er ligt met die gebruiken in de Middeleeuwen. Die sterke verbinding met die periode van eeuwen geleden, is hoogstwaarschiinlijk mogelijk gebleven door de beslotenheid, door het handhaven van oude tradities waaraan men is gaan hechten.
Ook het gebruik maken van symbolen kreeg in die periode van onze westerse geschieden is een hoge vlucht. Na de symboliek van de oude beschavingen voerde elk adellijk huis hier in het Westen zijn eigen symbool, zijn wapen.
Elke staat groot of klein, kreeg een vlag, De kerk maakte het kruis, waaraan Jezus was gestorven , tot haar alles overheersende symbool. Een kaars die aanvankelijk alleen tot taak had bij te lichten, werd het symbool van het licht, het inzicht. Zelfs brood en wijn kregen een nieuwe betekenis. Het is dan ook geen wonder dat de gildeleden, die gewend waren aan al deze symboliek, in hun organisaties ook die symboliek niet uit de weg gingen. In de Vrijmetselarij wordt nu nog op uitgebreide schaal van symbolen gebruik gemaakt. In het gebruiken daarvan en het leren daarmee om te gaan, worden vooral de leerlingen en gezellen opgeleid. Een scholing die niet onderschat moet worden, omdat velen in deze technologische en industriële wereld verleerd blijken te zijn met symbolen te leven. De ervaring leert echter dat velen het als een aanvulling gaan zien in hun denken en veel voldoening vinden in het gebruik ervan.

c. Eigen ervaringen.
De oorspronkelijke bijeenkomsten in de "lodge", waar aanvankelijk in principe alleen over de bouw waaraan men bezig was, gesproken werd, groeiden weldra uit tot bijeenkomsten waar andere belangrijke problemen ook tersprake kwamen. Door hun zwervend bestaan immers hadden de bouwers bijzondere ervaringen, die het overgrote deel van de burgerij niet had. Daarnaast moesten zij een hoge graad van wiskundige en natuurkundige kennis bezitten om een bouwwerk tot stand te brengen. Daarbij kwam dan nog dat deze ambachtslieden in die maatschappij van rangen en standen enerzijds te maken kregen met eenduidige handwerkslieden en anderzijds met opdrachtgevers die tot de hoogste stand behoorden: de kerkelijke prelaten en de adel. Ook hierdoor deden zij bijzondere ervaringen op.
Het uitwisselen van die ervaringen en het discussiëren over zaken die uitgroeien boven de concrete bouwproblemen , zijn essentiëel geworden voor dit gilde en later voor de Vrijmetselarij. Het betekende ook de eerste stap in de richting van het toe laten van niet-bouwlieden. Juist in de periode dat het gildewezen begon te tanen en handel, wetenschap en kunsten alle aandacht gingen opeisen, besloten vier Londense bouwloges in 1717 te komen tot één Groot-loge, waardoor er een centraal gezagsorgaan werd geschapen en van waaruit nieuwe loges konden worden gesticht. Voor de maçonnerie betekende dit een impuls en binnen tientallen jaren verspreidde deze organisatie zich over de gehele toenmalige westerse wereld. In de ruim twee-en-een-halve eeuw van haar bestaan is deze ene organisatie echter uitgegroeid tot vele organisaties, ook internationaal .

d. Alleen mannen.
Zo vormde een belangrijk breukpunt het al-of-niet toelaten van de vrouw tot de Vrijmetselarij. In de spelregels die in 1717 werden opgesteld en die bekend staan als de Anderson's Constitutions, werd bepaald dat alleen personen tot een loge mochten worden toegelaten die goede en oprechte mannen zijn, vrij geboren en van rijpe en verstandige leeftijd; geen horigen, geen vrouwen, geen onzedelijke of beruchte mannen. Tot op de dag van vandaag doen vele mannelijke Vrijmetselaren een beroep op deze constitutie, terwijl anderen, die ook wel weten dat er in de loop van de eeuwen nogal wat is veranderd aan de positie van de vrouwen in de samenleving, met geheel andere argumenten aankomen om vast te blijven houden aan het alleenrecht van de man om Vrijmetselaar te worden. Dikwijis wordt daarbij gewezen op de mogelijkheid dat de erotiek een gevaar zou kunnen gaan vormen voor de doelstellingen van de Vrijmetselaar, Ook wijst men nogal eens op de typisch mannelijke symboliek en het rituaal die in de Vrijmetselarij worden gebruikt.

e. Ook vrouwen.
Eind vorige eeuw deed dit vraagstuk de gemoederen heftig in beweging komen omdat een mannelijke Vrijmetselaarsloge in Parijs de journaliste Maria Deraismes tot lid inwijdde. Deze loge werd daarop bedreigd met uitsluiting, waarop Maria Deraismes zich tijdelijk terugtrok. Veel Vrijmetselaren bleken het niet eens te zijn met dat besluit en drongen aan op toelating van de vrouwen. Dat besluit werd echter nooit genomen en Maria Deraismes besloot daarop, samen met een vooraanstaand lid van de Grootloge van Frankrijk, George Martin, tot de oprichting (op 4 maart 1893) van een gemengde orde onder de naam "Grande Loge Symbolique de France Le Droit Humain". Met deze stap kreeg het emancipatiestreven, dat in de tweede helft van de vorige eeuw aan het ontstaan was, voor het eerst vaste grond in de Vrijmetselarij. De gedachte van "Le Droit Humain" bleek namelijk aan te slaan en in een hoog tempo breidde deze orde zich uit over Frankrijk en West-Europa.
Overal werden loges gesticht en vormden zich zogenaamde federaties ook in Nederland (1904). "Le Droit Humain" is daarmee de enige orde geworden die ook internationaal georganiseerd is. Hierdoor ook heeft de Vrijmetselarij nu twee belangrijke representanten in ons land gekregen: de (mannelijke) Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden en de (gemengde) Nederlandse Federatie van de Internationale Orde der Gemengde Vrijmetselarij "Le Droit Humaint'. In Nederland zijn enkele organisaties ontstaan die vrouwen apart verenigen, maar die nadrukkelijk geen Vrijmetselarsorganisaties zijn.
In diverse landen, zoals bijvoorbeeld in Frankrijk en België, bestaan vriendschappelijke contacten tussen de verschillende orden (mannen, gemengd en vrouwen) en van tijd tot tijd worden ook gezamenlijke bijeenkomsten gehouden, zowel rituele als andere. Op die wijze wordt op geen enkele manier het eigen karakter van de afzonderlijke orden aangetast en respecteert men elkaars bestaansrecht.
De Nederlandse Federatie "Le Droit Humain" juicht dit toe en vindt het zelfs getuigen van werkelijke broederschap. In België en Frankrijk gaat men zelfs zo tolerant met elkaar om, dat het daar voor mannen mogelijk is om zowel lid van het Grootoosten te zijn als van de gemengde Vrijmetselarij. In Nederland is dit niet toegestaan aan de leden van het Grootoosten, terwijl de Nederlandse Federatie van "Le Droit Humain" hiermee geen enkele moeite heeft.





III. VRIJMETSELARIJ IS EEN OVERTUIGING


Dh-4.gif - 13107,0 K De Vrijmetselarij wil mensen verenigen zonder daarbij te letten op godsdienstige overtuiging, ras, stand of nationaliteit. Zij wil morele steun geven in het leven, tracht ons bewust levend te maken en het zelfstandige denken aan te wakkeren. De ervaring leert dat velen die toetreden in de Vrijmetselarij een punt in hun leven hebben bereikt, dat zij juist op deze terreinen een gemis signaleren bij zich zeif, maar er alleen niet uitkomen. Ook binnen hun eigen kring zijn zij dikwijis op een dood spoor gekomen. Voor deze groep met name biedt de Vrijmetselarij een platform voor regelmatige bezinning en verdieping.
Door zich met anderen te concentreren op zaken van geestelijke waarde en hierover van gedachte te wisselen, wordt meer inzicht verkregen in het eigen wezen, in dat van anderen en - wellicht - ook in het totale zijn. Mensen die denken door de Vrijmetselarij maatschappelijk vooruitgang te bereiken of die een soort gezellighe dsvereniging verwachten, zullen bedrogen uitkomen. De Vrijmetselarij is niet meer en niet minder dan een levensschool, die tracht mensen binnen en buiten haar organisatie meer respect en begrip voor elkaar bij te brengen en elkaar - waar nodig - daarbij te helpen. Zij doet dit door mogelijkheden aan te dragen om te zoeken naar een aanvaardbare waarheid, zonder dat de VriimFetselarij daarbij overigens dogma's oplegt. De Vrijmetselarij stelt zich ten doel die verworven ervaringen en inzichten van haar leden ook buiten de loge te laten uitwerken en toe te passen, om op deze wijze te streven naar verbrcedering van de mensheid.

a. Geen religie.
Tijdens de bijeenkomsten van de Vrijmetselarij wordt vaak een bepaald onderwerp besproken in de vorm van een inleiding (in de Vrijmetselarij wordt dat een bouwstuk genoemd), al dan niet gevolgd door een discussie. Deze bouwstukken hebben als regel facetten van het menszijn als onderwerp en kunnen een toetsing betekenen van de eigen mening.
Omdat de Vrijmetselarij nadrukkelijk geen religie is - ofschoon er gebruik wordt gemaakt van symbolen en rituelen zoals een godsdienstige richting die kan gebruiken - wordt de vrijheid van het individu erkend om een eigen godsdienstige overtuiging te hebben, mits die overtuiging niet aan anderen wordt opgedrongen. Als "spelregel'' geldt dan ook de bepaling dat godsdienstige overtuigingen (evenals overigens ook politieke opvattingen) niet tot onderwerp van discussie mogen worden gesteld.
Bovendien verdedigt de Vrijmetselarij principieel de fundamentele rechten van de mens zoals zij in de Westerse cultuur worden geaccepteerd (vrijheid van godsdienst, van vereniging, van meningsuiting, van onderwiis e.d.) Alle geestelijke stromingen, die ook deze mensenrechten aannemen, worden door de Vrijmetselarij gerespecteerd.
Wat de Vrijmetselarij wel doet, is de mens centraal stellen. Alle aandacht wordt gegeven aan "Ken U Zelf", aan onderlinge verhoudingen en gebeurtenissen tussen mensen, tussen jezelf en de anderen, zodat op die wijze de ideale broederschap benaderd kan worden. Aan de andere kant gaat de Vrijmetselarij er ook weer vanuit dat er een hogere macht bestaat, die "Opperbouwmeester" of "Opperbouwmeester des Heelals" wordt genoemd, maar met die omschrijving kan en zal elk afzonderlijk lid zich een eigen voorstelling maken van die hogere macht. Ook dit kan niet, omdat het in feite de kern van elk godsdienstig denken is, ter discussie worden gesteld. Indien nu een humanist niet bij voorbaat een hogere macht of een scheppend beginsel verwerpt, dan zal hij zich dus op deze gronden in de Vrijmetselarij kunnen vinden,
Wanneer iemand zich echter nadrukkelijk een atheist noemt, zal hij zich, althans in Nederland, moeilijk met de doelstellingen van de Vrijmetselarij kunnen verenigen. Buiten Nederland evenwel zijn er ook Vrijmetselaren die deze hogere macht niet erkennen en uitsluitend blijven streven naar vervolmeking van de mensheid. Juist in verband hiermee nemen sommige godsdiensten een gereserveerde of soms zelfs een afwijzende houding ten aanzien van de Vrijmetselaren aan,

b. Wel ceremoniën.
Afhankelijk van de individuele leden en van de instelling van de loges, waar onderling grote verschillen kunnen bestaan, kan de Vrijmetselarij voor velen vanuit hun religieuze uitgangspunt een mystiek beleven gaan betekenen. De bijeenkomsten van een loge kunnen door plechtige rituele handelingen een versterking van het religieus beleven veroorzaken. Bovendien wordt dit versterkt door het besef dat men samen in dezelfde relatie tot elkaar en tot een scheppend beginsel staat. Ook is het mogelijk dat er leden zijn voor wie de Vrijmetselarij occulte aspecten heeft. Occult dan in de betekenis van het aanvaarden van nog niet wetenschappelijk te verklaren natuurverschijnselen en -krachten.
De oude wijsheidsleren zoals de Joodse Kabbala, het Zen-boedhisme, de I Tjing, de Tarot, de Alchemie, de Theosofie, de Anthroposofie en de leer van de Rozenkruizers hebben een esoterisch (: verborgen) karakter. Ook de Vrijrnetselarij is esoterisch te noemen, als men onder esoterisch verstaat: datgene dat pas door training en inwijding en bovendien door middel van intuitie toegankelijk wordt. Voor alle Vrijmetselaren zullen de achterliggende filosofiën, bedoelingen, gebruiken en de aard van de bijeenkomsten leiden tot een aparte sfeer, die eigenlijk niet goed te omschrijven is. Iedere Vrijmetselaar kent hem, maar deze is zo uniek dat men het niet uit kan leggen, zelfs niet met vergelijkingen.
Er is sprake van een specifiek soort broederschap, van mensen die elkaar voor het eerst pas bij de Vrijmetselarij hebben leren kennen, die voor die tiid in het dagelijkse leven elkaar niet echt zouden ontmoeten omdat zij elkaar niets te zeggen hebben en voor wie zij tevoren ook nooit enige affectie zouden hebben gekregen. Er is een band onstaan tussen totaal verschillende mensen die allen dezelfde ervaringen hebben opgedaan en daardoor dat gemeenschappelijke gevoel krijgen. Dat gevoel zal door menige Vrijmetselaar toch ook als iets unieks worden ervaren.





IV. RITUELE HANDELINGEN LEIDEN TOT VERDIEPING


Dh5.gif - 50208,0 K De ceremoniële handelingen en de opvolging daarvan (het ritueel of de ritus) zijn beschreven in een boekje, dat het Rituaal heet. Door regelmatige herhaling van het ritueel wordt het gevoel van verbondenheid en van eenheid versterkt, maar daarnaast zal men ook afstand krijgen tot de dagelijkse beslommeringen. Die genoemde saamhorigheid kan leiden tot dat Vrijmetselaarsbegrip broederschap, terwijl het vergeten van de dagelijkse beslommeringen ruimte geeft voor discussie, verdieping in andere zaken, ja zelfs tot die eerder genoemde mystieke of occulte beleving. Hoewel de Vrijmetselarij verschillende loges kent, zijn in essentie alle rituelen gelijk, alleen de uitvoering ervan kan verschillen. In de gemengde orde "Le Droit Humain" kent men twee rituelen: de zogenaamde Engelse ritus en de Schotse. Hoewel de vergelijking mogelijkenwijs niet geheel opgaat, kan men zich de verschillen indenken wanneer men de rituele handelingen beziet in de rooms-katholieke, de protestantse of de mohammedaanse eredienst, die alle anders zijn. De vergelijking gaat niet op als men vindt dat hierbij de essentie van de rituelen verschilt, wel als men overeenkomst ziet in het feit dat in al le drie van deze godsdienstige stromingen sprake is van een zelfde soort eredienst.

a. In de tempel.
In Nederland werkt de gemengde orde voornamelijk met het Schotse ritueel en in mindere mate met het Engelse. Het Engelse ritueel is mede geihspireerd door de theosofische denkwijze en is daardoor ook meer occult gericht. In de "Engelse" ritus wordt o.a. gebruik gemaakt van wierook en samenzang. Het "Schotse" ritueel daarentegen is meer mystiek gericht.
Bij de bijeenkomsten in Nederland wordt speciale kleding gedragen. De vrouwen zijn in het wit gekleed en de mannen dragen een donker kostuum. De bijeenkomsten worden gehouden in wat de Vrijmetselaren een "tempel" noemen, naar de werkelijke betekenis van het woord. Een tempel is immers de ruimte die speciaal bestemd is voor de uitvoering van rituelen. In de tempel wordt men op ceremoniële wijze ingewijd in de verschillende graden van de Vrijmetselarij. Om alle aspecten van de inwijding goed te kunnen ervaren, is het beter - men zie daarvoor hoofdstuk I - dat het candidaat-lid tevoren niets weet over deze ceremonie, want zoals gezegd des te groter is immers het verrassingselement.
Voor iemand die geinteresseerd is geraakt in de Vrijmetselarij en verdere stappen denkt te gaan ondernemen om nauwkeuriger te bezien of het lidmaatschap voor haar of hem ook "nuttig" kan zijn, is het dienstig zich goed te laten informeren naar die verschillen in werkwijze van de loges Het is niet uitgesloten dat men zich in de ene werkwijze meer "thuis", of "prettiger", zal voelen dan in de andere. Het is dan wel te hopen dat de Vrijmetselaar die als informant optreedt daarin ook daadwerkelijk een helpende hand kan bieden en de wijsheid kan opbrengen om tegen de kandidaat te zeggen - ook al is zij of hij zijn of haar beste vriend of goede bekende - dat hij of zij zich toch in een andere loge, of misschien zelfs in een andere Orde, meer thuis zal voelen.
En daar is bijzondere wijsheid voor nodig. Men bedenke maar eens hoe moeilijk het zal zijn voor iemand, die in zijn loge dat gevoel van vriendschap, van broederschap en van mystiek of occultisme zo sterk heeft leren waarderen, om afstand te gaan nemen tot die diepe gevoelens zodat hij nuchter in staat is te zeggen: "Hoe aangenaam en fijn ik miin loge ook ervaar, zij is niets voor jou". Hoewel de Vrijmetselaar zich verbonden weet met de andere loges, is veelal de band met zijn eigen loge zeer hecht en daarom kan de vraag die een kandidaat hem stelt, als: "Verwacht en veronderstel je dat die bepaalde loge met haar werkwijze voor mij een goede loge zal zijn?" een steun in de rug zijn om die bovengenoemde afstand te krijgen. Men stelle dan ook die vraag.

b. Structuur.
Zoals vele multinationale ondernemingen dat hebben, heeft ook de gemengde orde van de Vrijmetselarij een ingewikkelde structuur. Enerzijds komt dat door het internationale karakter, anderzijds komt dat door de groei, door specialisatie en door verzelfstandiging van afdelingen. Internationaal gezien is de hoofdzetel van de organisatie gevestigd in Pariis, waar zij is ontstaan, en wordt daar geleid door een zogenaamde opperraad, met een voorzitter en afgevaardigden van al le landen waar de orde bestaat. In Parijs worden dan ook regelmatig internationale vergaderingen gehouden.
Als er in een land tenminste vijf loges met in het totaal honderd leden zijn, kunnen deze samen een federatie vormen. Beneden dit aantal is er sprake van een "jurisdictie" (bijvoorbeeld de Duits-Oostenrijkse jurisdictie).
Behalve in de Oostblok-landen zijn er in vrijwel alle landen van Europa afdelingen van "Le Droit Humain', evenals in diverse landen van Noord- en ZuidAmerika, Australië, Azië en Afrika. De federaties zijn onderling onafhankelijk van elkaar, maar ze werken wel samen in het algemeen belang van de orde.
In Nederland zijn dertig werkplaatsen of loges. Van deze dertig is er een twintigtal dat alleen bijeenkomsten belegd in de zogenaamde "blauwe" of symbolische graden, dat wil zeggen die van leerling (eerste graad, of vaak als 1° geschreven), gezel (2°) en meester (3°). Verder zijn er diverse loges voor bijeenkomsten van andere hogere graden, gericht op verdieping van een bepaald aspect van één van die symbolische graden. Een werkplaats in oprichting wordt een "driehoek" genoemd en valt onder de patronage van een bestaande loge. Elke loge wordt als een vereniging bestuurd door een voorzitter ("Voorzittend Meester"), een secretaris en een penningmeester ("Schatbewaarder") die belast zij n met de organ isatorische, ad mi nistratieve en financ iële leid ing. In de rituele bijeenkomsten wordt de loge bestuurd door de Voorzittend Meester, de Eerste en Tweede Opziener, de Secretaris, de Schatbewaarder en de Redenaar, samen met zes hiertoe gekozen en benoemde Meester-Vrijmetselaren. Deze bestuursleden, die "Officieren" worden genoemd, worden jaarlijks door een vergadering van Meester-Metseiaren voor de periode van één jaar gekozen .

Boven de derde graad, die van Meester, kent men zoals gezegd nog meer graden, die bedoeld zijn als uitwerking, verbreding of verdieping van de eerste drie graden. Daardoor ontstaat tevens een hiërarchische opbouw in het rituele stelsel van de Vrijmetselarij, die loopt van de eerste graad tot de 33ste. Voor het hoogste rituele orgaan in de federatie, dat de naam draagt van "Consistorie", is de 32ste graad vereist. Iedereen met deze graad is automatisch lid van het Consistorie.

Aan de organisatorische kant, de opbouw van de Nederlandse federatie als vereniging, is er een verenigingsbestuur, de zogenaamde "Nationale Raad". De leden daarvan hebben minimaal de 30° bereikt. De Nationale Raad wordt door coöptatie aangevuld. Deze opbouw van de organisatie geldt overigens zo in Nederland, elders kan dat verschillen.
Voor deze hiërarchische opzet is gekozen omdat de Gemengde Orde van de Vrijmetselarij gelooft in de kracht van de hiërarchie, hoewel zij geen echt standsverschil erkent. In elke cultuur wordt immers gebruik gemaakt van de hiërarchie omdat daardoor de stem gehoord wordt van de wijze, of van de sterkste, of van de grootste, of van de monarch of van de gekozene. De opzet van de hiërarchie in de Vrijmetselarij heeft echter de bedoeling alleen de overdracht van wiisheid en kennis te bevorderen en men wil niet dat zij misbruikt wordt voor macht of indoctrinatie. De vrijheid van denken en handelen mag door de hiërarchie niet in gevaar komen, zo vindt men.





V. UITGAAN VAN EEN OPRECHTE DRIJFVEER


Dh-6.gif - 3908,0 K In principe kan iedereen lid worden die oprecht streeft naar verdieping, zowel van zichzelf als van de andere. Daarnaast moet men volgens de oude omschrijving "vrij en van goede naam" zijn. "Vrij" betekent in dit verband, dat men niet in conflict komt met zijn eigen godsdienstige en maatschappelijke bindingen. "Van goede naam" wil zeggen dat men zich houdt aan de regels van het maatschappelijk bestel. Van Vrijmetselaren wordt tevens verwacht dat zij zich onderwerpen aan het langs democratische weg gekozen wettige gezag. I ndien men het met bepaalde wetten niet eens is, kan men ervan uitgaan dat de Vrijmetselarij als organisatie geen standpunt inneemt. De individuele Vrijmetselaar wordt geacht naar eigen eer en geweten een standpunt te bepalen.

a. De stap.
Door een aanmeldingsformulier kan een eerste stap naar het lidmaatschap worden gezet. Men hoeft niet te worden voorgedragen, maar de aanmelding moet weer wel ondersteund worden door twee Meester-Vrijmetselaren, die dan "borg" staan voor deze kandidaat. Kent de betrokkene geen enkele Vrijmetselaar, dan wordt men in de gelegenheid gesteld kennis te maken met enkele Meesters. Iedereen die 21 jaar is kan lid worden, terwijl de minimum-leeftiid voor een kind van een Vrijmetselaar is gesteld op achttien. Het lidmaatschap kan te allen tijde beëindigd worden, doch bij de toetreding verplicht men zich officieel om in elk geval drie jaar lid te blijven, wat wil zeggen dat men voor drie jaren contributie betaalt. De intentie is echter wel dat men voor het gehele leven Vrijmetselaar zal worden. De kosten van het lidmaatschap en van het schootsvel, literatuur en dergelijke verschillen, maar elke loge kan daarvan te voren een opgave doen.
Hoe gaat nu precies zo'n toetreding7 Wanneer de belangstellende zich goed heeft georiënteerd, de nodige gesprekken heeft gevoerd en inderdaad besluit lid te worden van de Vrijmetselarij dan is de procedure als volgt:
— Het kandidaat lid vraagt een aanmeldingsformulier aan en zendt dit ingevuld terug aan de loge.
— Deze aanmelding wordt dan mede-ondertekend door twee Meester-Metselaren, die zich borg stellen voor de kandidaat.
— Vervolgens wordt de aanvraag voorgelezen in al le loges van onze orde in Nederland. De leden hebben een maand de gelegenheid hierop te reageren.
— Hierna ontvangt de kandidaat een vragenlijst. Deze lijst kan als zeer ingrijpand in de persoonlijke sfeer worden ervaren, maar wordt nodig geacht om het eerste serieuze gesprek te kunnen voeren met elkaar.
— Na terugzending van de ingevulde lijst wordt de kandidaat uitgenodigd voor dat gesprek met drie leden van de loge. Tijdens dit gesprek krijgt de kandidaat de gelegenheid over zijn antwoorden van gedachte te wisselen.
— De drie leden geven onafhankelijk van elkaar hun indrukken aan de Voorzittend Meester door.
— Alle verkregen gegevens, dus ook de inlichtingen van de referenten die door de kandidaat op de vragenlijst zijn opgegeven, vormen de basis voor een beslissing binnen de loge,
— Als deze beslissing in de loge positief is, dan is tenslotte nog het fiat nodig van de Nederlandse vertegenwoordiger van de Internationale Opperraad.
— Hierna kan de kandidaat worden ingewijd als leerling-vrijmetselaar.
Het is vanzelfsprekend dat deze hele procedure, die meestal een aantal maanden in beslag neemt, een vertrouwelijk karakter draagt voor beide partijen.

b. In de loge.
De bijeenkomsten worden als regel wekelijks of éénmaal in de veertien dagen geheuden, meestal in het loge gebouw. Men ontmoet elkaar dan voor een rituele bijeenkomst in de tempel of voor een minder formele samenkomst in een gespreksruimte, de z.g. "Voorhof". Voor de afzonderlijke graden zijn er bovendien nog studie-bijeenkomsten ("Instructies"), die in onderling overleg ook elders kunnen plaats vinden. Als men in de voorhof bijeenkomt, houdt men gespreksavonden n.a.v. een lezing of er is een vergadering en soms ook een gezellige bijeenkomst.
Vl. INFORMATIE EN LITERATUUR

Waar kan men inlichtingen krijgen ?

Welke literatuur wordt aanbevolen voor niet-Vrijmetselaren ?
(De met * gemerkte titels zijn met name geschikt als een eerste introductie op het onderwerp vrijmetselarij)
BACKER, F. DE. De Vrijmetselarij. Antwerpen enz., De Sikkel enz. 1972. 32 biz. (losbladig), afbn., lit.opg. (Het Open Venster; nr. 45). Voor Nederland Nijgh & Van Ditmar, 's-Gravenhage.
Goede informatie aan de hand van betrouwbare bronnen.
BAR, A.L.S.. Wat is Vrijmetselarij? Bussum, Van Dishoeck, 2e dr. 1974. 47 biz. (Beschouwingen van Vrijmetselaren, no. 8). Beschouwing over de beginselverklaring der Orde van Vrijmetselaren onder het Nederlandse Grootoosten.
*DIERICKX, S.J.M. De Vrijmetselarij; de grote onbekende 1717 - 1967; een poging tot inzicht en waardering; 3e dr. Antwerpen enz. De Nederlandse Boekhandel, 1972.284 biz. (Mens en tijd; no.1).
Ontstaan, geschiedenis en werkwijze van de vrijmetselarij, beschreven vanuit het gezichtspunt van een bekende rooms-katholieke kerkhistoricus.
GROENMAN, Sj. en Sj. Leiker. Onder ons gezegd en gezwegen, bespiegelingen van vrijmetselaren over mens en wereld. Bussum, Het Wereldvenster, 1981,160 biz. GROENMAN, Sj. e.a.. Op de werkvioer, bijdragen uit het Algemeen Maconniek Tijdschrift. Bussum. Het Wereldvenster,1981,191 biz.
HANRATH, J.J., P.H. Pott en B. Croiset van Uchelen. De beoefening der Koninklijke Kunst der vrijmetselarij in Nederland. Stichting Ritus en Tempelbouw,1971.237 biz. afbn.
HOOGEWERFF, J.J. De gemengde Vrijmetselarij. Den Haag, Van Stockum, 1971,80 biz . INSTELLINGEN, De, historiën, wetten, ampten, orders, reglementen en gewoontes, van de zeer voortreffelijke broederschap der aangenomene Vrije metselaars; versamelt uyt hare generale gedenkschriften, en overleveringen van vele ewen;/ door J. Anderson); om gelezen te worden, by de toelating van een niwe broeder wanneer de meester ofte toeziender zulks gebieden zal; door denselven auteur; uyt het Engelsch vert. door J. Juenen; fac. herdr. 's-Gravenhage/Amsterdam/, Van Zanden/Schors/, 1736/1977. IV, 104 biz., afbn. Fotomechanische herdruk.
Oorspronkelijk en belangrijkste maconniek wetboek, dat de grondslag vormt van de maconnieke wetgeving, waar ook ter wereld.
LENNHOFF, E. De vrijmetselaren; vert. door A.J.J. Hattinga Raven; 2e dr. Iic uitg. Amsterdan, Schors, 1978. Vlil 450 biz., afbn. facs, lit. opg. Fotomechanische herdruk van de uitgave van 1931. "Die Freimaurer. ..