|
BLAD-ESSIBA
Ons toegezonden door elChe
Na
de invasie van de Arabieren in 681 bleef
Marokko dertien eeuwen voor vreemde
invallen gespaard. Het Ottommaanse rijk
hield halt aan de grens met Algerije.
Toch braken er altijd weer oorlogen uit.
Het Sultanaat is niet erfelijk. De
opvolging wordt geregeld door de oelamaa.
In iedere provincie komen de notabelen
bijeen om de bai'a -het
loyaliteitsverdrag met de nieuwe sultan-
te bespreken. Er wordt geruzied over de
hoogte van de opgelegde belastingen.
Waar
geen overeenkomst wordt bereikt komen de
gemeenschappen in opstand. Dit gebeurde
meestal in het bergland. Voor hun gevoel
is er geen enkele sprake van
verraad.
Het
respect voor de geestelijke macht van de
sultan blijft behouden, men komt enkel in
opstand tegen zijn belastingsontvangers,
tegen de vertegenwoordigers van de
machzan, hier komt het Nederlandse woord
magazijn van. Het is de opslagplaats voor
de belastingen die geond worden.
Het
rijk van de sultan is dus aan verandering
onderhevig. De voortdurende
machtsverschuivingen betekenen een
verschuiving van de grens tussen de
"blad-el-machzan" en de
"blad -essiba".
De
blad-essiba is het land van de opstandige
groepen. Deze komen in opstand als ze
vinden dat de machzan teveel macht naar
zich toe trekt. Als de opstanden
veel succes kennen trekt de machzan zich
terug in zijn driehoek Rabat- Fès-
Marrakech.
Het zijn vooral
deze steden die te lijden hebben onder de
acties en de razzia's van de
siba-beweging. Hun handel en
industrie wordt verstoord door de siba en
voor hun veiligheid zijn zij afhankelijk
van de machzan.
In de vijftiende
eeuw zetten de Spanjaarden en de
Portugezen voet aan land. Zij maken zich
meester van een stuk of tien havens,
waaronder Ceuta, Tanger en Larache, deze
veranderen zij in forten, de kanonnen
gericht op het binnenland. Zelfs
Marrakech wordt aangevallen. Deze
enclaves worden gebruikt door Europese
handelslieden die hun schepen volstouwen
met door karavanen aangevoerde koopwaar;
gom, wol, leer, slaven, ivoor.....
Zoals altijd betekent de kolonisatie en
diepe wond voor de onderdrukte
gemeenschap en een bron van profijt voor
de plaatselijke rijken die het op een
akkoordje gooien met de kolonisator. De
sultans zijn er als de kippen bij om hun
graantje mee te pikken. Omdat handel
drijven niet past bij hun waardigheid,
zetten zij tussenpersonen in, meestal
joden.
Door de negentiende -eeuwse industrikle
revolutie verandert dit allemaal. Europa
barst uit zijn voegen. Er is behoefte aan
grondstoffen en materialen. De Fransen
landen in Algerije. Marokko wil de
Algerijnen helpen maar wordt
verpletterend verslagen bij Ysli. Hieruit
trekt de heersende sultan zijn lessen en
stelt een douane-systeem in waarmee hij
steenrijk wordt. De druk vanuit Europa
neemt toe, het doel is de douaneblokkade
doorbreken. Frankrijk, Groot Brittanie en
Spanje komen om beurten met voorstellen
voor verdragen waar alleen zijzelf wijzer
en rijker van worden.
In Marokko wordt het protectiesysteem
ingevoerd. Buitenlanders, in 1894
negenduizend, krijgen vrijstelling van
belastingen en accijnzen. Zij vallen niet
onder de Marokkaanse justitie en hoeven
zich niet bij hun consul voor misstappen
te verantwoorden. De consuls kunnen onder
de Marokkanen kiezen voor wie de wetten
niet gelden.
Zo bezat de consul van groot-Brittanie in
1890 verscheidene dorpen die onder zijn
protectie stonden. Tegelijkertijd
beginnen Europese bedrijven zich in het
land te vestigen, en kopen de colons de
beste landbouwgrond. Het Europese geld
had Marokko al overwonnen voor er wapens
aan te pas kwamen. Geld is de
factor die het mogelijk maakt om het land
te onderwerpen. De kapitalistische
"moraal" wordt verkondigd.
Sultan Abdelaziz die in 1900 de troon had
bestegen, speelt met zijn onverantwoord
gedrag de buitenlanders in de kaart. Door
zijn extravagante uitgaven wordt de
schatkist leeggeroofd. De Franse, Engelse
en Spaanse banken bieden zeer vriendelijk
aan om ze weer te vullen, tegen
woekerrenten. Alleen al om de rente te
kunnen betalen moet de machzan nieuwe
schulden aangaan. Al gauw is de schuld zo
hoog dat de kredietverleners garanties
gaan eisen. Frankrijk krijgt het beheer
over de douanegelden, een deel hiervan
zou worden aangewend om de schulden af te
lossen. De douane-opbrengsten zijn
afhankelijk van het handelsverkeer. De
haven van Casablanca moet verbeterd
worden. De sultan stemt toe. Buitenlandse
ingenieurs laten een spoorweg dwars DOOR
een begraafplaats lopen. Het volk komt
hiertegen in opstand, er vallen aan
Europese kant negen doden. De Franse
vloot beschiet Casablanca en zet een
expeditiekorps aan land om de orde te
herstellen. Het gehele land komt in
opstand. Sultan Abdelaziz veroordeelt
dit. Hij is in de val getrapt van de
oelamaa en moet aftreden. Zijn broer en
opvolger wringt zich in duizend bochten,
maar moet zich uiteindelijk toch
onderwerpen. Hij tekent een brief waarin
hij aan de Fransen vraagt om een einde te
maken aan de opstand.
In het noorden slaat een
veertigduizend man tellend Spaans
leger, niet zonder moeite, de Riffijnse
opstand neer.
Lyautey trekt Fès, Meknes en Rabat
binnen. De laagvlakte is bezet, alleen
het bergland, het land van de siba, moet
nog onderworpen worden.
De oorlog
begint.
De Marokkanen laten zien wat zij onder
moed verstaan. De oorlog was een echte
oorlog. Een die vijfentwintig jaar
duurde. Dit was geen klassieke koloniale
oorlog zoals de Fransen wilden doen
geloven. Maar Ho tsji Minh en Mao Zedong
zagen in de Marokkaanse vrijheidsoorlog
de bakermat van de moderne revolutionaire
oorlog en een voorbeeld voor alle
gekoloniseerde volkeren.
Een Franse generaal schreef : "er
was geen stam die spontaan naar ons
overliep. Geen stam heeft zich zonder
slag of stoot onderworpen, en sommigen
deden dat pas nadat ze tot de laatste man
tegenstand hadden geboden".
Door een grandioze beheersing van de
guerilla-technieken waren de rebellen
ongrijpbaar. Als het eindelijk was gelukt
ze te omsingelen, lieten ze zich in hun
schuttersputjes doodschieten. Dikwijls
raapten de vrouwen dan de geweren op die
uit de handen van de doden waren gevallen
en begonnen op hun beurt te schieten.
Terreur was het antwoord op deze opstand.
Vrouwen en kinderen werden als gijzelaars
weggevoerd, steden weggevaagd,
afgrijselijke krijgslisten werden
gebruikt om de bevolking uit te roeien.
Zoals de met explosieven gevulde
suikerbroden die in de opstandige
gebieden werden uitgedeeld.
Vooral generaal Mangin, de beruchte
slager van 1914-1918, stond bekend om
zijn wreedheid. Zijn specialiteit was het
organiseren van vernietigingsmarsen onder
de bevolking waar niemand van terug kwam.
De buitenwereld kreeg niets van deze
beelden te zien, enkel het knappe gezicht
van Lyautey werd getoond, hij was het
voorbeeld van de charmante officier die
zijn hart aan Marokko had verkocht.
En dan speelt er zich iets zeer bijzonder
af in de Rif.
Een kleine ronde man met een zachte maar
ietwat schele oogopslag, die eerst als
medewerker, later als hoofdredacteur van
de Arabische sectie werkzaam is bij een
Spaanse krant, organiseert in 1920 een
opstand van de Riffijnen in het bergland,
hakt bij Anoual een Spaans leger van
twintigduizend man in de pan, sleept een
aanzienlijke oorlogsbuit in de wacht,
verslaat vervolgens de Spaanse
elitetroepen die onder bevel van Franco
ter versterking naar het gebied zijn
gestuurd, en sticht in 1921, in de
bevrijde zone, nagenoeg geheel
Noord-Marokko, de Rif-Republiek.
Zijn naam: Abdelkrim Khattabi.
|
|
Mohamed
ben Abdelkrim Khattabi
(1882-1963) |
Lyautey schrijft
een jaar later:"Voor ons regime was
deze vestiging van een onafhankelijke en
gemoderniseerde Islamitische staat zo
dicht bij Fes ongeveer het ergste wat had
kunnen gebeuren"
Terwijl de Spanjaarden uit alle macht
proberen Titouan en Melilla te redden,
valt het Franse leger vanuit het zuiden
aan. Het moet buigen onder het
tegenoffensief van de Riffijnen. Lyautey
die de situatie niet meer aankan houdt
het voor gezien.
Frankrijk roept zijn beroemdste soldaat
te hulp. Maarschalk Pétain. Deze wordt
aan het hoofd geplaatst van een leger van
725.000 man!!!!!!, bijgestaan door
vierenveertig escadrilles. Hij voert het
bevel over zestig Franse generaals.
De Spanjaarden zetten 100.000 man aan
land. Tegenover hen een sterk Riffijns
leger met een vaste kern van 30.000
strijders!!!, versterkt door ongeregelde
troepen.
Meer dan een jaar houden ze stand, onder
artillerievuur en tankaanvallen waartegen
ze met hun geweren niets kunnen doen.
Pétain, die de gewoonte heeft om zijn
tegenstanders aan te duiden met
"barbaarse horden" (o.a.
vandaar het woord Berbers, terwijl het
'Imazighen' moet zijn.), verbiedt
internationale humanitaire hulp naar de
Rif te zenden.
Op 27 mei 1926 geeft Abdelkrim zich over.
Zijn soldaten voelen zich niet verslagen
en de vrijwilligers blijven toestromen,
maar hun dorpen bezwijken de een na de
ander onder de zware bombardementen van
de Franse luchtmacht. Er moest een einde
aan de slachting komen.
Abdelkrim, het model van alle
vrijheidsstrijders die hun land naar de
onafhankelijkheid zouden voeren met van
hem geleerde methodes, wordt naar Reunion
gedeporteerd. Na twintig jaar
gevangenschap weet hij met een boot te
ontsnappen naar Egypte, waar hij zijn
laatste levensjaren slijt. Vijf jaar lang
heeft de Rif samen met hem een
onafhankelijk bestaan gekend. Er ontstond
een republiek die eeuwen van machzan
teniet deed. Het was een volwaardige
staat die echt functioneerde, zowel
financieel als op het gebied van justitie
en onderwijs. Dit was die gemoderniseerde
staat waarvan Lyautey vreesde dat zij een
voorbeeld zou zijn voor de rest van
Marokko. Abdelkrim zag het groot en was
door en door solidair met iedere
nationale onafhankelijkheidsstrijd. Hij
zei altijd: "eerst ben ik mens, dan
ben ik moslim daarna ben ik Marokkaan en
dan ben ik amazigh. Hij wilde dat de Rif
een voorbeeld was voor geheel Marokko.
De verovering van Marokko werd in 1934
voltooid met de onderwerping van de
verzetsgroepen in het zuiden van Marokko.
Frankrijk betreurde zevenendertigduizend
doden.
De opeenvolgende sultans onderwierpen
zich de een na de ander.
Abdelaziz had de kas van de machzan
geleegd en de opstand van zijn volk
veroordeeld.
Zijn broer Hafid tekende onder protest
een document waarin de Franse troepen ter
hulp werden geroepen om de opstand te
onderdrukken.
Op 30 maart 1912 aanvaardt hij het
verdrag waardoor Marokko een protectoraat
wordt. Het land wordt letterlijk in
stukken gehakt. Het Noorden en Zuiden
gaan naar Spanje, de rest naar Frankrijk.
Marokko gaat de koloniale nacht in.
Omdat Hafid minder meegaand is dan
verwacht, zendt Frankrijk hem heen met
een cheque van een miljoen en een
jaarrente. Zijn broer Joessef, vader van
Mohamed V, bestijgt de troon. Vijftien
jaar lang blijft hij aan de macht. Hij
wordt de sultan der Fransen genoemd.
Marokko is een goudmijn. De colons gaat
het voor de wind. Vlak voor de tweede
wereldoorlog hebben zij zeshonderdduizend
hectare van de beste landbouwgrond in
bezit, dikwijls met een simpele
pennestreek verkregen. Tienduizenden
kleine Marokkaanse boeren werken nu op
het land dat ooit van hen was. Dikwijls
onbetaald: levensonderhoud tegen
werkkracht. Velen van hen zijn gedwongen
om het platteland te verlaten en
wonen dicht opeengepakt in de voorsteden,
op zoek naar werk. In Casablanca wordt
het woord 'bidonville' uitgevonden.
De zware industrie komt van de grond,
dankzij de grote rijkdom aan
grondstoffen. De haven van Casablanca
breidt zich sterk uit. Het land wordt
bedekt met spoorwegnetten en wegen, nodig
voor de ordehandhaving en de uitvoer van
de producten.
Marokko komt van de grond.
Maar aan wie komt dat ten goede??? Aan
het einde van de kolonisatie waren er van
de 91.000 auto's 13.000 in het bezit van
Marokkanen. Een Europese arbeider
verdiende minimaal zes maal meer dan een
Marokkaanse arbeider. Éé op de zestig
kinderen volgde basisonderwijs. Van 1912
tot 1954 zal Frankrijk 580
eindexamenkandidaten hebben opgeleid.
Sultan Mohamed V maakt een slechte start.
Op 16 mei 1930 tekent hij de Dahir
Berbhre. Dit is één van de zwaarste
klappen voor Marokko sinds de instelling
van het "protectoraat".
Het land is uit elkaar gerukt door
Frankrijk een Spanje, onder vreemd
bestuur geplaatst en verkocht aan het
Europees kapitalisme, maar het volk had
tenminste nog zijn nationale identiteit.
Nu wil men het verdelen.
Aan de ene kant de Arabieren,
onbetrouwbaar sluw en slecht, aan de
andere kant de Berbers uit het bergland,
betrouwbare, geharde en trotse krijgers.
Deze scheiding is een racistische verdeel
en heers strategie. Imazighen en
Arabieren blijven uiteraard evenveel
Marokkaan.
De Berber-wet brengt een oude hersenschim
van de kolonialen tot werkelijkheid. Tot
op de dag van vandaag komen de
"deskundigen" bij iedere
beweging in Marokko aanzetten met hun
vastgeroeste ideeen over raciale
verschillen tussen Imazighen en
Arabieren. Zonder rekening te houden met
het protest van de directe betrokkenen.
Berbers zouden dichter staan bij de
Europeanen en werden assimileerbaar
verklaart. De Berber-wet geeft de Berbers
een eigen juridische status. Burgerlijk
recht valt onder het eigen
gewoontenrecht, maar misdrijven en
overtredingen worden door Franse
rechtbanken berecht. Hetgeen wil zeggen
dat de Berbers aan het gezag van de
sultan zijn onttrokken. Aan de enige
middelbare school die Marokko rijk is,
het college van Azrou, wordt het Arabisch
afgeschaft. Dit is een rechtstreekse
bedreiging van de Islam. Maar de
kolonisator heeft een vervangende
godsdienst achter de hand. Later zal hij
voor de Imazighen, midden in hun land,
het katholieke klooster van Tioumliline
bouwen.
Als toppunt van koloniale achterlijkheid
wordt in de kathedraal van Rabat een
plechtige mis gehouden om de Berber-wet
te vieren. Marokkaanse jongeren werden
hiervoor speciaal uitgenodigd.
Overal braken er betogingen uit en de
Marokkaanse bevolking kwam in opstand
tegen deze wet. Dit maakte de Marokkaanse
onafhankelijkheidsstrijd sterker en
hechter. Vooral de oude heersende
klasse nam het voortouw om te streven
naar onafhankelijkheid. De bevolking
interresseerde hen niet. Zij waren enkel
uit op het herstellen van de macht die
zij verloren waren in 1912.
In 1943, na een ontmoeting tussen de
Amerikaanse president Roosevelt en de
sultan, werd de Istiqlal-partij
opgericht. De belangrijkste leider was
Allal-el-Fassi, een schriftgeleerde uit
Fès. In 1947 verklaarde Mohamed de
Vijfde tijdens een toespraak in Tanger in
het openbaar dat hij het Istiqlal
programma volledig steunde. Er
volgden onderhandelingen in Parijs tussen
de Sultan en de Fransen maar die
mislukten. In 1951 werd de Istiqlalpartij
verboden.
Mohamed V weigerde nog langer Franse
besluiten te tekenen. Daarop werd hij in
1953 met de hulp van Fransgezinde Caids
afgezet en verbannen. De Fransen
vervingen hem met de makke grijsaard Ben
Arafa.
Dit ontketende een nationale opstand die
begon met demonstraties in de steden. Al
snel volgde een moordaanslag op Ben
Arafa. Ondergrondse groepen werden
gevormd en in 1954 brak een
guerilla-oorlog uit op het platteland,
vooral in het noorden was de strijd het
hevigst. Na een aantal moordaanslagen op
Fransen verliet een deel van de colons
het land.
De Fransen zagen zich genoodzaakt de
onderhandelingen met Mohamed V te
heropenen. Als een vader des vaderlands
keerde deze terug naar Marokko in 1955,
nadat de Fransen de onafhankelijkheid
hadden aanvaard.
Op 2 maart 1956 werd Frans-Marokko
onafhankelijk, een maand later gevolgd
door het Spaanse deel in het noorden met
uitzondering van Ceuta en Melilla en
enkele kleine eilandes aan de kust.
Tanger werd ook weer Marokkaans.
In 1958 droeg Spanje ook de provincie
Tan-Tan in het zuiden over.
Het Franse protectoraat had grote invloed
op alle lagen van de Marokkaanse
bevolking, maar de oude machtstructuren
met in het middelpunt de sultan waren
intact gebleven. Daarom kwam Marokko uit
de onafhankelijkheidsstrijd te
voorschijn als een absoluut
koninkrijk, waar alle macht
geconcentreerd was rond de persoon van
Mohamed V en een beperkt aantal families.
Sommigen daarvan hadden hun macht en
aanzien al verworven in het prekoloniale
Marokko, anderen dankten hun positie aan
de Fransen.
Wa salaam mou3alaikoum.
Dit
artikel werd ons toegezonden door Karim
TERUG NAAR DE NAFFER
HOME-SITE
Heb je ook
een bijdrage voor NafferTime Now?
Mail het naar naffer@mail.com
|
|