Squadron 322

1942

Nadat Nederland in mei 1940 gedwongen werd zich over te geven aan de Duitse bezetters, zijn een groot aantal Nederlanders, waaronder ook veel militair personeel, gevlucht naar Engeland met de bedoeling om vanuit Engeland de strijd voort te zetten tegen de Duitse bezetter. Ook Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard was met de koninklijke familie uitgeweken naar Engeland, waar hij de training van de Nederlanders bij de Royal Air Force coördineerde. Ook hij zelf volgde de vliegeropleiding in Engeland bij de No.1 Elementry Flying Training School in Hatfield. Op 9 mei 1941 kreeg de Prins zijn vliegerswing uitgereikt en vanaf dat moment heeft de Prins zich sterk gemaakt om een Nederlands fighter squadron binnen de Royal Air Force te formeren. In maart 1942 wordt het verzoek ingediend om een Nederlandse flight in een Engels squadron te mogen oprichten. Dit plan groeide uiteindelijk uit naar het idee om een kompleet Nederlands squadron, met Nederlandse piloten en technici, op te richten. Het No. 167 'Gold Coast Squadron' werd hiervoor uitgekozen. Dit squadron, opgericht in 1918, werd na een gedeactiveerde periode, in april 1942 weer geactiveerd. In juli 1942 werden de eerste piloten van Nederlandse afkomst naar het squadron gedirigeerd. Echter niet alle piloten waren blij met deze overplaatsing want het merendeel van hen kwam uit het zuiden van Engeland, waar alle actie plaatsvond. Onder deze piloten bevonden zich een aantal namen die later voor het 322 Squadron van grote historische waarde werden zoals: Honert (Flight Commander), Aalpoel, Geesink, Heukenfeldt-Janssen, Lutz, Mussert , Plesman, van Arkel en van Eendenburg. De taakstelling van het 167 Squadron, was het bieden van luchtverdediging voor de Royal Navy base van Scapa Flow, waar de konvooien naar Rusland werden geformeerd, het uitvoeren van konvooibescherming en verkenningstaken. Deze taak werd uitgevoerd met de Spitfire Mk VBs. In september 1942 werd het squadron bezocht door ZKH Prins Bernhard in zijn persoonlijke Spitfire Mk 11A (P7981). De Prins maakte een geslaagde landing echter door een windvlaag werd het toestel tijdens het taxiën met zijn neus de grond in gedrukt. Volgens de traditie van het squadron moest de Prins hiervoor 1 Pond in de squadronpot deponeren hetgeen ook geschiedde.

Spitfires

ZKH Prins Bernhard had in 1940 donaties ontvangen uit Nederlands Indie, welke voldoende waren om 100 Spitfires Mk IIb en VB aan te schaffen, dit was ook de reden dat de eerste vliegtuigen getooid waren met de namen van de donateurs. Zelfs enkele RAF squadrons werden aangevuld met "gesponsorde" Spitfires. Deze waren te herkennen aan hun Indonesische namen zoals 'Tegal' en 'Gedeh' enz. In oktober 1942 werd het squadron overgeplaatst naar Ludham in East Anglia, waar ook de taakstelling van het squadron veranderde. Het uitvoeren van Fightersweeps, Bomber Escorts en verkenningsvluchten boven bezet gebied, waaronder ook Nederland. Tijdens zo'n verkenningsvlucht langs de Nederlandse kust, raakten twee Spitfires op 13 november 1942 in een luchtgevecht gewikkeld met Duitse vliegtuigen. Tijdens dit gevecht schoot Pilot Officer Geesink een Duitse Bf 109 neer maar het overwicht van de Duitse vliegtuigen was te groot en samen met Flight Sergeant Norwood werd Geesink neergeschoten en door de Duitsers krijgsgevangene gemaakt.

1943

Op 21 mei 1943 werd het squadron weer verplaatst, ditmaal naar Westhampnett in het zuiden van Engeland. De onderhandelingen over het formeren van een kompleet Nederlands squadron waren nog steeds in volle gang, het grootste probleem was echter het krijgen van voldoende Nederlands technisch grondpersoneel. Dit probleem werd opgelost door technisch personeel van de in Engeland verblijvende Prinses Irene Brigade' om te scholen. Samen met 60 piloten stond toen niets meer in de weg om te komen tot een volledig Nederlands squadron. Na zeer veel onderhandelingen van velen en in bijzonder ZKH Prins Bernhard gaf eindelijk de Engelse Air Ministry toestemming om een kompleet Nederlands squadron op te richten. Op 12 juni 1943 werd het squadron overgeplaatst naar Woodvale ten noorden van Liverpool en werd het hernoemd in No. 322 (Dutch) Squadron. De geboorte van het 322 Squadron was een feit. Toch was nog steeds een groot deel van het personeel, waar onder de Commandant van het 322 Squadron, van Engelse afkomst, dit veranderde echter in de volgende 8 weken drastisch. Na die periode waren alleen de commandant en de 1 Flightcommander niet van Nederlandse afkomst.De Spitfires van het 322 (Dutch) Squadron behielden in het begin VL registratie nog, die zij hadden overgenomen van het No. 167 Squadron, dit wel aangevuld met de bekende oranje driehoek. Maar na niet al te lange tijd werd dit veranderd in de bekende 3W registratie. En het was op Woodvale dat Flying Officer N.W. Sluyter een papagaai introduceerde die de naam kreeg 'Polly Grey'. Hij had dit beestje gekocht in de London Zoo voor 24 Guineas. In de rang van Sergeant Pilot werd Polly een enorme oppepper voor het saamhorigheidsgevoel en de Engelse koning King George VI gaf aan het einde van dat jaar officieel toestemming om Polly Grey als squadronmascotte te mogen voeren. Een legende was geboren. Gedurende het eerste jaar bestond de taakstelling van het 322 (Dutch) Squadron voornamelijk uit trainen en verkenningvluchten uitvoeren en de overschakeling naar de Spitfire Mk V.

1944

Op 4 januari 1944 was het dan zover het 322 (Dutch) Squadron werd operationeel en ingezet om formaties Mitchell bommenwerpers te begeleiden die op weg waren om Duitse raketlanceerinstallaties te bombarderen. Op 8 maart 1944 werd het squadron opnieuw overgeplaatst en nu naar Acklington bij New Castle waar het squadron gedeeltelijk werd uitgerust met de nieuwe Spitfires van het type Mk XIV. Met de invasie op het Europese vasteland voor de deur werd er een nieuwe structuur van de geallieerden vastgesteld, het 322 (Dutch) Squadron werd ingedeeld bij het voormalig Fighter Command, wat nu Air Defense Great Brittain (ADGB) werd genoemd. Men ressorteerde onder de 141e Wing, No. 85 Group ADGB en Hartford Airfield werd de nieuwe thuisbasis van het squadron. Deze basis werd gedeeld met Franse en Engelse squadrons. Al een paar dagen na aankomst moest de nieuwe taak worden uitgevoerd, er moesten Duitse verkenningsvliegtuigen worden onderschept die probeerden de massale troepenverplaatsingen in het zuiden van Engeland te registreren, dit alles in verband met de 'Operation Overlord'. In de maanden daar opvolgend werden voornamelijk High Altitude Patrols and Fighter Sweeps uitgevoerd. Op D-day werd pas om 15.15 uur een beroep gedaan op het 322 (Dutch) Squadron en de eerste tasking was een onderscheppings missie die duurde tot 22.40 uur en zonder incidenten verliep. Op de eerste verjaardag van het 322 (Dutch) Squadron escorteerden 12 Spitfires Dakota Transport vliegtuigen die Waco Handrian Gliders naar Normandie brachten. Op 13 juni 1944 werden door de Duitsers de eerste V-1 raketten ingezet tegen Engeland. Het 322 (Dutch) Squadron was één van de squadrons die als taak kregen die V-1's neer te halen. Normaal gebeurde dit door op de V-1 te schieten met boordkanon, maar het kwam voor dat men zonder ammunitie kwam te zitten en niets meer kon doen, toen werd een nieuwe techniek ontwikkeld nl het aantippen van de raket met de vleugeltip, waardoor deze uit balans raakte en neerstortte. Dit was ook de bedoeling van Flight Officer Maier maar de Duitsers hadden pressure switches onder de wingtips van de V-1's aangebracht. Dit werd Maier fataal, toen hij de tip van de V-1 aanraakte volgde er een explosie en Maier verloor het leven. Het squadron werd vervolgens overgeplaatst naar West Malling ten zuidoosten van Londen. De anti- V-1 missies werden nog steeds uitgevoerd en het record staat op 69 sorties met 11 V-1 kills op 29 juni 1944. Op 21 juni werd het squadron wederom overgeplaatst en nu naar Deanland van waar ook weer op de V-1's werd gejaagd. Hier werd in de nacht van 10- op 11 augustus de laatste V-1 kill van het 322 (Dutch) Squadron gemaakt door Flight Officer Plesman. Het officiële record kwam hiermee op 110 kills te staan. Het 322 (Dutch) Squadron claimde er echter 128. Het squadron had zeven V-1 Aces binnen zijn gelederen, met ieder 5 of meer V-1 kills. In augustus werd het squadron uitgerust met Spitfires Mk IXB's, die beter op hun taak waren uitgerust. De slag op het continent duurde nog in alle hevigheid voort en het squadron kreeg een nieuwe taak toegewezen: Het uitvoeren van escorts, konvooi patrouilles en bewapende verkenningsvluchten boven bezet gebied waaronder Nederland. Op 1 september vertrokken Squadron leader Kuhlmann en de Flightcommanders Plesman en van Eendenburgh voor een bewapende verkenningsvlucht. Nadat verschillende gronddoelen waren aangevallen, werd Kuhlmann, waarschijnlijk door FLAK, neergeschoten en even later werden ook de andere twee kisten neergehaald door de Duitse FLAK. Squadron leader Kuhlmann werd door de Duitsers gevangen genomen en helaas overleefde Flightcommander Plesman het ongeval niet. Flightcommander van Eendenburg wist na zijn crash uit handen van de Duitsers te blijven en keerde op 12 september terug in Engeland, waar hij werd bevorderd tot Squadron Commandant, door deze benoeming kreeg het 322 (Dutch) Squadron zijn eerste Nederlandse Squadron Commandant. Op 17 september vlogen de Flight Officers Jongbloed en Camerus boven Nederland patrouille toen zij werden aangevallen door 2 Focke-Wulff 190's, beide vijandelijke vliegtuigen werden neergeschoten maar zij werden echter niet erkend als kills omdat er geen bevestiging werd gekregen over het daadwerkelijk crashen van de toestellen, deze missie werd gevlogen voor de Operation Market Garden, de grote luchtlandings operatie bij Arnhem. Na 10 oktober 1944 werd het 322 (Dutch) Squadron ingezet voor het leveren van Close Air Support aan de grondtroepen en tijdens deze periode werden de nieuwe Spitfires Mk XVI afgeleverd.

1945

Op 2 januari 1945 bevond het 322 (Dutch) Squadron zich weer op Nederlandse bodem, de vliegbasis Woensdrecht werd de eerste thuisbasis van het squadron. Deze basis werd gedeeld met een Belgisch en twee Noorse squadrons. Toch was het squadron nog niet kompleet, want de mascotte Polly Grey was tijdens de oversteek naar het vasteland achtergebleven op zijn bekende adres: de London Zoo, waar hij enige tijd later overleed. In februari 1945 leverde het 322 (Dutch) Squadron CAS (Close Air Support) aan Britse- en Canadese grondtroepen en naar mate het front zich verplaatste deed het 322 (Dutch) Squadron dit ook. Zo verplaatste het squadron zich naar Schijndel bij Den Bosch. Daar nam het 322 (Dutch) Squadron deel aan de laatste acties tegen de bezetter in de meidagen van 1945. Op 3 en 4 mei werden nog verschillende gronddoelen bestookt waaronder treinen en tanks. Na de onvoorwaardelijke overgave van de Duitse bezetter in Nederland bleef het 322 (Dutch) Squadron verder strijden tot 8 mei 1945. Na de capitulatie van Nazi Duitsland werd het 322 (Dutch) Squadron op 7 oktober 1945 ontbonden en de Spitfires teruggevlogen naar Engeland waar zij werden ontmanteld (althans de meeste). In totaal werden 4896 uren operationeel gevlogen voor de officiële oprichting. Het grand-total van het 322 (Dutch) Squadron zijn 6382 operationele uren. Helaas hebben 18 piloten tijdens hun verblijf bij het 322 (Dutch) Squadron, hun leven verloren voor Volk en Vaderland.

DE NA-OORLOGSE PERIODE

Na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog begon de Nederlandse krijgsmacht met de opbouw van een eigen luchtmacht. Dit werd in eerste instantie het JaVa (Jachtvliegtuigen Afdeling) genoemd. Deze was helemaal naar Engels model opgebouwd, de Britse regering voorzag de Nederlandse Luchtmacht van Spitfires met de registratienummers H-1 t/m H-35. Nieuwe acties voor het 322 Squadron lagen in het verschiet want de roep om onafhankelijkheid in Nederlands-Indië na de overgave van Japan werd steeds duidelijker. De regering besloot om de gewapende strijdkrachten in Indie uit te breiden. Dit was de reden dat het 322 JaVa werd opgericht op de vliegschool Twente (27 september 1946). Het 322 JaVa werd op 17 februari 1947 omgedoopt tot 322 Squadron. 6 maanden later werd er na een intensieve opbouwperiode vertrokken, met de MS Slotendyk, naar Nederlands-Indie (dit in aanwezigheid van ZKH Prins Bernhard op het afscheid op 9 september). Het squadron werd gestationeerd op het vliegveld Kalidjati. Tot de vliegtuigen allemaal weer operationeel waren (de vliegtuigen waren in kratten rechtstreeks uit Engeland gekomen) hebben de meeste vliegers als copiloot gevlogen op de Dakota's van het 19e Squadron in Kemajoran. Na de nodige testvluchten en dagen van assemblage werden de Spitfires, nadat ze goedgekeurd waren, overgevlogen naar Kalibanteng. De eerste 6 Spitfires arriveerden hier op 22 december. Op 6 november 1947 werd de naam van het squadron weer gewijzigd, het heette nu:'322 Spitfire Squadron'. Eind januari 1948 werden de volgende 6 Spitfires overgevlogen naar Kalibanteng en hier mee kwam het squadron op operationele sterkte. Toen de status was bereikt werd het 120 squadron van het Militaire Luchtvaart Nederlands Indisch Leger afgelost. In juli 1947 werd door de Gouverneur van Nederlands-Indie besloten om over te gaan tot politionele acties. Hier waren zowel land- als luchtstrijdkrachten betrokken. Op 19 december 1947 kam het 322 Spitfire Squadron voor het eerst in actie. Door het uitvoeren van schijnduikvluchten werden opstandelingen in de omgeving van Tjibatoe gedwongen zich over te geven. Maar tot echte acties was het nog steeds niet gekomen, dit veranderde in december 1948. Op 19 december 1948 ging de Tweede Politionele Actie van start. Het 322 Spitfire Squadron nam vanaf het begin van deze actie actief deel door het uitvoeren van een luchtaanval op een radiozender van de rebellen ten zuiden van Solo. Tijdens een aanval op het republikeinse hoofdkwartier te Mogoewo vlakbij Djokdjakarta werd door parachutisten een verrassingsaanval uitgevoerd op het vliegveld en dit snel veroverd en vastgehouden. Niet lang daarna konden hier de eerste vliegtuigen met grondtroepen landen. Tijdens deze actie zorgde het 322 Spitfire Squadron voor de beveiliging van het luchtruim boven Kalibentang. Tijdens de 2e Politionele Actie vloog het squadron 870 uren zonder ook maar één vliegtuig verloren ging. Tijdens deze uren werden verkenningsvluchten, escortevluchten uitgevoerd en werd steun gegeven aan de grondtroepen. Medio 1949 namen de offensieve activiteiten af als gevolg van de onderhandelingen tussen de Nederlandse- en Indonesische overheidsfunctionarissen. De taak van het 322 Spitfire Squadron werd veranderd in het escorteren van de Dakota's die voedsel en medicamenten dropten voor de grondtroepen, deze droppings werden later door het 322 Spitfire Squadron overgenomen. In deze tijd is de volgende leuzen ontstaan: 'Geef uw boodschappen mee met drie-twee-twee' en 'Huisvrouwen houdt uw gemak, wij droppen de boodschappen wel op het dak''. Na het bereiken van een vredesverdrag tussen de beide regeringen, zorgde het 322 Spitfire Squadron voor luchtdekking tijdens de terugtrekking van alle Nederlandse burgers en strijdkrachten uit Djokja. Voor velen die dit meemaakten was dit een emotionele gebeurtenis. Op 4 oktober 1949 vertrok ook het 322 Spitfire Squadron terug naar Nederland met het MS Tabinta uit de haven van Tandjong Priok en na een behouden vaart van enkele weken arriveerde het 322 Spitfire Squadron in december weer op Nederlandse bodem. De spitfires arriveerden enige tijd later in kratten verpakt in de haven van Rotterdam. In Nederland was er voor deze Spitfires geen functie meer, dus bleven ze in de kratten wachten op een koper, de spitfires zijn verkocht naar België.

De periode na Nederlands-Indië

Na de terugkeer uit Nederlands-Indie werd het 322 Squadron op 30 november 1949 weer op non-actief gezet, maar echter in de zomer van 1950 werd er opnieuw leven ingeblazen. Dit had alles te maken met de eerste door de Westerse Unie georganiseerde internationale luchtverdedigingsoefening Cupola. Nederland moest 2 Meteoor squadrons en 1 Spitfire squadron leveren. Maar omdat de Spitfires van het 322 Squadron aan België verkocht waren, werden de enige nog Nederlandse Spitfires van de Jachtvlieg School op Twente aan het 322 Squadron toegewezen. Kapitein-vlieger H.C. Asjes (de latere squadroncommandant) van de vliegschool op Twente kreeg 3 maanden de tijd om het 322 Squadron weer operationeel te krijgen en dat lukte, alleen na afloop van de oefening bleek dat de rol van de Spitfire in het nieuwe straal tijdperk uitgespeeld was. Dit zou grote gevolgen hebben voor het squadron, de toenmalige Luchtmachtstaf wilde het 322 Squadron opheffen, maar door toedoen van Kapitein Asjes werd besloten om het squadron te gebruiken om ex-vliegers die reeds waren teruggegaan naar de burgermaatschappij 'current' te houden op de Spitfire. Zo kwamen deze vliegers per maand 6 en later zelfs 12 uur vliegen op de Spitfire. Op 31 augustus 1951 werd het squadron overgeplaatst naar Soesterberg, waar het als allerlaatste squadron werd uitgerust met Gloster Meteor F Mk.IV straaljagers. In april 1953 werd het squadron uitgerust met de verbeterde Gloster Meteor F Mk.VIII en door de inzet van de toenmalige commandant A.J.W. Wijting kon het jaarlijks oefen programma (JOP) waarin alle aspecten van het luchtverdedigen aan bod kwamen weer worden uitgevoerd. Na de nodige hindernissen kon in 1953 het 322 Squadron weer als operationeel inzetbare eenheid worden beschouwd. De kern van het personeel was samengesteld uit een deel beroepspersoneel aangevuld met de zogenaamde maandvliegers. Dit impliceerde dat het Squadron zich in een paar jaar van vliegclub had omgevormd tot een sterke operationele eenheid binnen de Koninklijke Luchtmacht. Op 12 juni 1953 bestond het squadron 10 jaar en ter opluistering van dit evenement werd op 26 september een nieuwe grijze roodstaart papagaai aangeschaft die als vanouds weer Polly Grey genoemd werd. Dit hield niet in dat tijdens de afwezigheid van een levende mascotte, deze ook vergeten was. Steeds tijdens alle jaren tussen Engeland en de na Indische periode werd het squadron embleem met ere gevoerd. Deze gevederde vriend is in zijn leven twee maal ontsnapt, de eerste keer zat hij in een nabij gelegen duiventil en de tweede keer moest er zelfs een televisie oproep aan te pas komen om hem weer terug te krijgen. Vanwege deze wapenfeiten was de Polly III berucht. Een paar maanden later werden de Gloster Meteor Mk. 8 afgeleverd, waarmee vanaf 4 juni 1954 operationeel werd gevlogen. In 1956 werd het squadron in hoogste paraatheid gebracht i.v.m. met de Hongaarse opstand, er werd toen met live munitie gevlogen. Eind 1957 werd het Meteor hoofdstuk gesloten. Met ingang van 7 januari 1958 werd het 322 Squadron uitgerust met de Hawker Hunter F Mk.IV Omdat dit vliegtuig veel complexer was om mee te vliegen en er moest meer mee gevlogen worden om alles goed te kunnen beheersen, werd de maandvliegerij in januari 1958 afgeschaft. Om het personeels gebrek wat nu ontstond op te heffen werd het 327 Squadron bij het 322 Squadron ingelijfd. De Hunters waren als daytime air interceptors ingedeeld maar waren eigenlijk bij de aanschaf al verouderd omdat zij niet supersoon konden vliegen.

1964

Na een periode van 2 jaar werd het 322 Squadron in 1964 nogmaals geactiveerd en dit had alles te maken met de NAVO en de koude oorlog die op zijn hoogte punt was. Maar in twee jaar is er veel veranderd: een nieuw type vliegtuig: de Lockheed F-104G was door de KLu. als opvolger van de Hunter aangeschaft. Uitgerust met dit type vliegtuig kreeg het 322 Squadron binnen de KLu. een nieuwe taak toegewezen nl die van all-weather air defense (AWX). Nadat de vliegers en het grondpersoneel volledig waren opgeleid werd het squadron op 1 augustus 1964 weer geactiveerd op de Vliegbasis Leeuwarden. Het werd pas op 1 oktober 1965 weer operationeel verklaard ondanks het feit dat reeds in oktober 1964 op volle sterkte was. Door de invoering van de F104-G (One-O-Four) werd het Mach-2 tijdperk ingeluid. Door de hoge snelheid van het vliegtuig, was het uitermate geschikt voor aanvallen op gronddoelen. Dit kwam echter niet overeen met de NAVO strategie in de jaren '60. Deze strategie de 'Flexible Response' genaamd, voorzag in het volgende: Agressie tegen de NAVO landen, in welke vorm dan ook moest op evenredige wijze worden beantwoord. Conventionele aanvallen zouden conventioneel moeten worden beantwoord om de tegenstander te stoppen. Maar als dat niet mogelijk zou zijn, zouden er tactische nucleaire wapens worden ingezet. De F-104G kon in dit scenario op drie verschillende manieren worden ingezet: De close control methode De broadcast control methode De preplanned airdefense operations De close control methode hield in dat het vliegtuig door een gevechtsleider op de grond in een zodanige positie werd gestuurd, dat daarna de vlieger met zijn radar of visueel een aanval op zijn doel kon uitvoeren. De broadscast methode hield in dat de vlieger zelf, op grond van informatie, zelf naar een bepaalde positie vloog. De preplanned airdefense operations hield in dat iedere luchtverdedigingsbasis zijn eigen fighter area kreeg aangewezen. In deze gebieden waren vaste zoekpatronen geprojecteerd van waar uit de jagers zelf hun doel moesten zoeken. Het takenpakket van het 322 Squadron werd nog uitgebreid met a.o. de Quick Reaction Alert (QRA), dit betekende dat er steeds twee vliegtuigen 24 uur per dag op alarmstatus stonden, zodat ze elk moment gescrambled konden worden. Dit om eventuele indringers in het Nederlandse luchtruim zo snel mogelijk te onderscheppen. Tot de dagelijkse praktijk hoorde verder het vliegen van air defense, wat meestal plaats vond boven de Noordzee omdat daar supersoon gevlogen mocht worden. Ook werden in de tweede helft van de jaren zestig de zg. zoomvluchten uitgevoerd. Deze vluchten waren bedoeld om zeer hoog vliegende Russische bommenwerper te onderscheppen. Met behulp van de naverbrander moest de snelheid van het vliegtuig oplopen tot Mach 2 (2 maal de snelheid van het geluid) op een hoogte van 35.00 feet. Vervolgens moest de vlieger het vliegtuig met een hoek van 45 graden omhoog sturen, zodat het vliegtuig echt omhoog schoot. Op een hoogte van 20 kilometer viel dan door het gebrek aan zuurstof de motor uit, maar schoot het vliegtuig door zijn snelheid nog een heel eind door. De bedoeling was dan dat hij in de buurt van zijn eventuele vijand uitkwam, waar hij dan 1 schot kon afvuren. Daarna boog het vliegtuig weer in een boog naar de aarde en wanneer de motor weer zuurstof kreeg, kon deze weer gestart worden en een normale landing kon worden uitgevoerd. Nederland lag met dit soort vluchten ver voor op de andere landen van Europa, want naast de KLu. deed alleen de RAF dit soort vluchten.

Het F-16 tijdperk

Op 3 april 1975 nam de Nederlandse regering, samen met de andere EPAF landen, de beslissing om de F-104G te vervangen door de General Dynamics F-16. Nederland besloot tot de aanschaf van 213 exemplaren, ondanks dat het geen all weather capaciteit bezat. Deze taak werd in Nederland uitgevoerd door het 32-TFS op Soesterberg. Dit Amerikaanse F-15 Squadron stond onder rechtstreeks Nederlands commando. Nog altijd bestond de hoofdtaak van het 322 Squadron uit luchtverdediging. Naast deze hoofdtaak was er natuurlijk ook voldoende aandacht voor de secundaire taak, het aanvallen van gronddoelen. Dat het squadron ook deze taak goed beheerste bleek in 1977. Om een eind te maken aan de treinkaping bij De Punt, besloot de regering tot militair ingrijpen. Na 2 dagen oefenen op Gilze Rijen werd op 11 juni 1977 de opdracht gegeven het geoefende in de praktijk te brengen. Terwijl de Starfighters in full AB over de trein scheerden werd deze bestormd door het Korps Mariniers, deze actie kostte 8 mensen het leven, 2 gegijzelden en 6 treinkapers. Twee jaar later stond het 322 Squadron samen met het 323 Squadron voor de conversie naar de General Dynamics F-16. Op 16 mei 1979 werden de beide squadrons tijdelijk samengevoegd in het 645 Squadron onder commando van de Majoor H.J.W. Manderfeld de latere BDL. De samenvoeging resulteerde er onder meer in dat beide squadronemblemen op de staarten van de vliegtuigen werden aangebracht, Polly Grey op de ene zijde en Diana op de andere zijde. In juni van dat jaar arriveerde de eerste F-16 op de vliegbasis Leeuwarden met het registratienummer J-221 gevlogen door de Kap. W. Sneek. Op 1 januari 1980 werd het 322 Squadron tijdelijk van de operationele lijst afgevoerd om de vliegers en de Technische Dienst de gelegenheid te geven zich om te scholen. Tijdens het conversieprogramma verschoof het accent voor het 322 Squadron steeds meer naar het aanvallen van gronddoelen; Fighter Bomber Attack (FBA-Role) en het squadron ging zich hierin steeds meer bekwamen. De Starfighter werd in 1981 uitgefaseerd en in het kader van bondgenootschappelijke hulp verkocht naar Turkije. Na verloop van tijd werd de samenvoeging van het 322 sqn en 323 sqn ongedaan gemaakt en op 1 mei 1980 werd het 322 Squadron weer beperkt operationeel verklaard, dit omdat er nog niet genoeg vliegers waren. Met het operationeel worden werd ook de QRA-dienst weer van kracht, wat inhield dat er weer 2 F-16's in het kader van de air policing voor luchtverdediging klaar stonden. Op 13 september 1982 bleek het nut van de QRA, toen werd door twee Leeuwarder F-16's een Russische Bear onderschept. In hetzelfde jaar werd het takenpakket voor de F-16's uitgebreid met de Clear Weather Interceptor (CWI) taak, dit betekende in de praktijk dat ook 's nachts intercepties werden uitgevoerd mits het weer het toeliet. Naar aanleiding van vele protesten, werd het laagvliegen in Centraal-Europa gestopt en werden deze activiteiten overgebracht naar Canada (Goose Bay). Na de nodige protesten omtrent deze beslissing en zelfs een rechtzaak, vertrokken de eerste 12 vliegtuigen van het 322 Squadron in juni 1987 eindelijk richting Canada inclusief het Technisch Personeel.