Back to: HOMEPAGE

Kringspelen - Kleine spelen - Groepsindelingen

Kringspelen - Kleine Spelen
 Knipoogje  Over het hoofd en door de benen estafette  Adam en eva  Back to the future tikkertje
 Zitestafette  Chinese voetbal  Alstublieft, dank u wel  De bendeoorlog en Romeo en Julia ©
 Kus aan Baloe de Beer  Vliegenvanger  Aarde, water, lucht en vuur  Bizonjacht ©
 Dr. Knobbel  Kruis-estafette  Paardenkoers  Schaakmat
 Kabouterbal  Duotikkertje  Bowlingspel  Sla je slag
 Draakje  Koningsbal  Siamees Wimpelen: ©  
 Houdt het touw  Kringburchtbal  Levend-spookachtig doolhof: (grote groep)  
 Australische achtervolging  Vlaggen roof  Rollend voetbal  
Kringspelen - Kleine spelen
1. Knipoogje
2. Zitestafette

3. Kus aan Baloe de Beer:

4. Dr. Knobbel

Je maakt eerst 2 of meerdere groepen. Elke groep kiest daarna een vrijwilliger uit en die is dan de dokter. De dokter van elke groep gaat een beetje verder staan zodat hij/zij zijn groep niet kan zien. Ondertussen maakt de groep een kring. Daarna wordt die kring een knobbel door met de benen over iemands arm te gaan , te draaien , ….Waneer de knobbel klaar is mag je de dokter roepen om de knobbel los te maken. Het spel is gedaan waneer een dokter de knobbel heeft kunnne ontknopen en de groep terug in een kring staat.

Het is heel belangrijk dat niemand de handen lost. Als variant kun je de dokters naar een andere knobbel sturen.

5. Kabouterbal

-Je hebt 2 groepen groepen nodig
-2 tikkers
-4 kegels voor terreinafbakening
-bal (als tikmiddel)
-fluitje

Er zijn 2 groepen en dat zijn allemaal kaboutertjes op een bal .

Maar er zijn 2 slechte tovenaars en die willen de kaboutertjes omtoveren tot padestoelen. Dat omtoveren gebeurt door het gooien van een bal. Waneer een kaboutertje getikt wordt veranderd hij in een paddestoel en een paddestoel maak je door op je knieën te zitten en je heel klein te maken. Een paddestoel kan altijd terug een kabouter worden waneer een andere kabouter over de paddestoel springt.  De 2 kaboutergroepen staan tussen de kegels op een rij en bij een fluitsignaal gaan de kabouters op een sierlijke , dansende manier naar de overkant (want ze zijn op een bal). Waneer een kabouterje dit niet doet en een van de tovenaars ziet dit wordt het kaboutertje ook een paddestoel! Het spel is gedaan na 4 keer overlopen en de winnaar is de ploeg die het meest kaboutertjes over houd.

6. Draakje

Een draak bestaat uit 8 à 10 mensen waarvan de 1e persoon de kop is en de laatste persoon de staart is. En aan de draaks staart hangt een zakdoek (doekje in broek) en dat irriteert de draak dus zal de draak (de kop) die zakdoek proberen pakken. Maar de staart vind die zakdoek leuk en zal dus proberen weglopen van de kop. Het is wel belangrijk dat de draak altijd een geheel blijft en dus niet lost!
Als je met meerdere groepen bent en dus meerdere draken hebt kan je als variant van een andere draak de zakdoek pakken.
Het spel is gedaan waneer een draak zijn eigen staart of die van een andere draak heeft gepakt.

7. Houdt het touw: 

Iedereen moet in een cirkel staan en het touw vast houden. er staat 1 iemand in het midden en moet proberen op de handen te slaan van de gene die het touw vast hebben. als de gene van in het midden op de handen kan slaan moeten ze van plaats verwisselen. als de gene die het touw vast heeft het touw los laat mag de gene van in het midden niet op zijn handen slaan. als het touw op de grond val moet er iemand anders in het midden staan.

BIJKOMEND: de gene in het midden mag ook het touw op de grond duwen

8. Australische achtervolging. 

je bent in 4 groepen verdeeld. elke groep staat aan een kegel en die staan in een vierkant. als de spelleider het zeg mogen ze beginnen te lopen. de bedoeling is om iemand te tikken van een andere groep. als je terug aan u kegel komt mag de andere beginnen te lopen.

9. Over het hoofd en door de benen estafette: 

je bent in 2 groepen verdeeld. elke groep heeft 1 bal. wanneer de spelleider het zeg mogen de eersten de bal door geven maar op een speciale manier de eerste heeft de bal boven zijn hoofd door de tweede geeft de bal tussen zijn benen door enzo verder. als de bal bij de laatste persoon is gekomen moet de laatsten naar voren lopen en terug de bal door geven. het spel is gedaan wanneer een groep volledig over de is.

10. Chinese voetbal

iedereen gaat in cirkel staan en opent de benen op ongeveer een 50 centimeter vormt met de 2 handen en vuist. Met die vuist moet men de bal naar elkaar duwen proberen die door de benen te duwen. Wanneer de bal door iemand zen 2 benen is gegaan mag die persoon nog maar met 1 hand spelen. Het spel is gedaan wanneer iemand 2 keer de bal door de benen heeft gekregen.

Varianten: spelen in 2 cirkels waarbij de spelers bij verlies van de ene naar de andere cirkel kunnen – opdrachtjes wanneer ze “verloren” hebben,…

11. Vliegenvanger

iedereen gaat in een cirkel staan en we gooien de bal willekeurig naar elkaar als iemand de bal vangt leeft de vlieg nog. Wie de bal laat vallen is dood en zet een stap naar achter en wacht tot er nog zo een 3 a 4 andere vliegenvangers dood zijn en begint opnieuw een cirkel en wie daar dan dood gegaan is gaat weer naar de andere cirkel

12. Kruis-estafette

je maakt 2 ploegen en je zet een paar meter recht voor de pleogen 2 kegels

iemand van ploeg 1 en ploeg 2 loopt naar de kegel van de andere ploeg, zodanig ze mekaar kruisen, duwt die kegel om en loopt naar hun eigen kegel om die weer recht te zetten en gaat dan zo snel mogelijk naar hun ploeg en tikt de andere af de ploeg waarbij het eerst iedereen is geweest is gewonnen

13. Duotikkertje

Materiaal: geen

Spel: De kinderen groeperen zich per 2. Ze houden elkaar vast bij elkaar schouders (omarmen elkaar dus). 1 koppel is de tikker, en probeert de andere koppels, die vrij rondlopen op het terrein te tikken. Een getikt koppel blijft staan met de benen open tot een ander koppel hen komt bevrijden door onder de benen door te kruipen. Het spel is beëindigd bij een fluitsignaal of als alle koppels getikt zijn.

Variaties
meer tikkers
andere manieren van vastnemen. Bvb rug tegen rug gaan staan en elkaars armen inhaken

14. Koningsbal

Materiaal: bal

Terrein: rechthoekig, in 2 verdeeld voor 2 ploegen.

Spel: De groep wordt in 2 ploegen verdeeld. Elke ploeg neemt zijn veld in op het terrein en kiest een koning. De koning zet zich achter het veld van de vijand, dit wordt zijn koningskamp. De koning gooit de bal naar zijn ploeg en probeert tegelijk een vijand te raken. Als hij een vijand raakt is hij ‘dood’, dan moet die naar het kamp van zijn koning om zijn koning te gaan helpen. Als de bal op de grond botst vooraleer hij een vijand raakt, is de vijand niet dood. De vijand mag de bal proberen te onderscheppen. Als iemand uit het koningskamp (behalve de koning) een vijand kan raken, dan wordt hij terug levend en kan hij terugkeren naar zijn ploeg. Als alle leden van een ploeg dood zijn, dan komt de koning op het veld. Hij moet 3x geraakt worden om gedood te worden. 

Tip: Dit spel heel duidelijk uitleggen, anders brengt het chaos.

15. Kringburchtbal

Materiaal: bal, kegel

Terrein: spelers staan in een kring rond de kegel

Spel:

De spelers proberen zonder uit de kring te komen om de kegel omver te werpen met de bal. De kegel wordt beschermd door een wachter. Die moet erop letten dat de kegel niet omvalt want dan is hij verloren. (dus ook als hij hem zelf omduwt) Wie de kegel omver werpt, wordt wachter.

Variatie: maak de kring veel groter en teken een kleinere kring rond de kegel (diameter van 1 tot 2m) De wachter moet op die lijn blijven. Evt. 2 wachters.

16. Vlaggen roof

Wat nodig?   Iets dat als vlag kan dienen (Doek ofzo)

Ploegen?       2 ploegen 

Terrein?        Vierkant, ploeg--------vlag-------ploeg

Hoe?              De 2 ploegen spreken in hun eigen ploeg af wie welke nummer heeft (als 1 ploeg 10 personen bevat is dat van 1 tot 10). De scheidsrechter gaat aan de kant staan en roept een nummer. Bijvoorbeeld 2, dan moet de nummer 2 van de ene ploeg en de nummer 2 van de andere ploeg naar de vlag lopen en die proberen als eerste te pakken en naar hun ploeg terug rennen. Als dat lukt hebben ze 1 punt. Dit kan verhinderd worden doordat die andere nummer 2 van de andere ploeg diegene tikt met de vlag. Dan is het punt sowieso voor de ploeg van de tikker. Het is ook mogelijk dat de scheidsrechter meerdere nummers ineens roept, dan moeten al die nummers naar de vlag gaan. Als de scheidsrechter vlaggenroof roept, is het de bedoeling dat IEDEREEN naar de vlag loopt.

17. Adam en eva

Wat nodig?     Een knuppel gemaakt uit papier (Geen baseballknuppel!!!) en een blinddoek

Ploegen?         Neen, maar wel een Adam en Eva nodig J

Terrein?          Gewoon in een cirkel staan

Hoe?               Iedereen gaat in een cirkel staan. Er word een Eva uitgekozen en een Adam. Adam gaat geblinddoekt midden in de cirkel staan met de knuppel, terwijl Eva gewoon zich bij de mensen in de cirkel zet. Adam roept kei luid “Eva, waar ben je?” , waarop Eva moet antwoorden “Hier ben ik Adam!” . Adam moet op dit antwoord afgaan en slagen met de knuppel op Eva (Alleen slagen naar de benen en niet naar het hoofd!). Om het moeilijker te maken kunnen de andere mensen kei veel lawaai maken. Je kan het leuk maken door er een verhaal aan vast te brengen dat Adam kwaad is op Eva omdat ze van de appel heeft gegeten enzovoort..

18. Alstublieft, dank u wel

Wat nodig? Een voorwerp dat je kan doorgeven (bijvoorbeeld een bal) -  En een blinddoek   

Ploegen?     Neen, gewoon iemand midden in de cirkel

Terrein?      Neen, gewoon in een cirkel gaan staan

Hoe?           Er gaat 1 iemand geblinddoekt in het midden van de cirkel staan en ondertussen geven de andere die de cirkel vormen het voorwerp door. Het is de bedoeling dat als ze het doorgeven ze “alstublieft” zeggen en als ze het krijgen “dank u wel” zeggen. De persoon die geblinddoekt in het midden staat moet raden waar het voorwerp zich bevind. Om het moeilijker te maken, maken de andere natuurlijk lawaai. Dit spel is zeer goed voor de kinderen beleefdheid aan te leren.

19. Aarde, water, lucht en vuur

Aantal en groep: Geen vast aantal
Iedereen staat in kring - 1 persoon in het midden

Materiaal: 1 bal

Spelverloop:
De persoon die in het midden van de kring staat, gooit de bal naar iemand.  Terwijl hij de bal gooit zegt hij: ofwel “aarde” ofwel “water” ofwel “lucht”.  De persoon naar wie hij de bal gegooid heeft,moet de bal pakken en zegt hierbij een dier dat daar leeft.

Vb.  aarde --> kangeroe
water --> kreeft
lucht --> ooievaar

Zegt de persoon in het midden: “vuur” dan mag de bal niet gepakt  worden.  Als er niet snel genoeg of fout gereageerd wordt dan wisselt die persoon met diegene in het midden.

Mogelijke variatie :  Dierengeluiden, Uitbeelden

20. Paardenkoers

Aantal en groep: Geen vast aantal - Iedereen zit op knieën in kring (dicht bij elkaar)

Spelverloop:

We doen mee aan een  paardenkoers en je kan een parcours naarkeuze afleggen.  Heel de groep luistert naar de leider en doet mee. Je begint met het paard te laten galopperen (iedereen klopt met zijn handen op zijn knieën).

Mogelijkheden:
§        paard versnelt (harder en sneller kloppen)
§        paard vertraagt  (zachter en trager kloppen)
§        paard neemt bocht naar rechts of naar links (edereen buigt naar rechts of links)
§        paard gaat door bosjes  (“krrrsssss” + beweeg met handen)
§        paard gaat door water (“blubblubblub’”+ maak zwembewegingen)
§        paard komt bekende tegen (“Dag … ” + steek je hand op)
§        Het einde: De fotofinish (“smile” + lachen voor de foto)

21. Bowlingspel

Aantal en groep: Groep verdeelt in 2 (gelijke) ploegen - 1 scheidsrechter

Materiaal: 4 kegels ( geplaatst op de 4 hoeken van het terrein) - 1 bal

Spelverloop:

De bedoeling van het spel is om met je ploeg zoveel mogelijk keer  een kegel (maakt niet uit welke) met de bal aan te raken.  Dit levert je ploeg per aanraking 1 punt op. De ploeg met de meeste punten is gewonnen. 

Het aanraken van de kegel gebeurt door met de bal in de hand deze kegel aan te tikken.  De kegel mag dus niet omver gegooid of gerold worden. De spelers moeten de bal verplaatsen door middel van passen geven naar hun ploeggenoten (deze passen mogen door de andere ploeg onderschept worden).  Wie de bal in zijn handen heeft, moet blijven staan en mag dus niet lopen.  Als een ploeg een punt heeft gescoord dan wordt de bal aan de andere ploeg gegeven.

(uiteraard is ‘truitje trek’ , ‘tackelen’ of ‘elleboogstoten’ niet toegelaten ;) )

22.    Siamees Wimpelen: ©

De deelnemers worden per 2 aan mekaar vastgebonden. Ze moeten een wimpel tussen hun achterste vasthouden. Vervolgens moeten de ploegjes proberen mekaars wimpel af te pakken. Als een wimpel valt moeten ze terug naar de spelleider gaan die hen een handicap geeft (een stip op een lichaamsdeel) ze mogen dit lichaamsdeel niet meer gebruiken.

23.    Levend-spookachtig doolhof: (grote groep)

De deelnemers worden in rijen (net zoveel rijen als de rijen lang zijn) zodat ze een raster vormen. Iedereen houdt de armen zijwaarts. Als de spelleider fluit moeten zowel tikker(s) als opgejaagden op hun hurken gaan zitten en draaien de deelnemers 90 graden en steken ze terug hun handen uit. De tikkers en opgejaagden mogen enkel in de richting lopen doe toegestaan wordt door de uitgestoken armen. Laat na een tijdje ook een deelnemers spelleider zijn.

24.    Rollend voetbal.

Een terrein wordt afgemaakt en de deelnemers doen de schoenen uit. We gaan rolelnd voetbal spelen. De normale spelregels blijven geldig, alleen mag je enkel al rollend naar de bal toegaan en er dan een trap tegen geven. (liefst met een plastic bal spelen).

25.    Back to the future tikkertje

We spelen tikkertje, en iedereen die getikt wordt moet meetikken. Als the spelleider roept  “Back to the future” dan keren de rollen om en worden de tikkers opgejaagden en de opgejaagden tikkers.

26.    De bendeoorlog en Romeo en Julia ©

Er is een oorlog aan de gang tussen de verschillende bendes. Zij proberen mekaars wimpels af te pakken en zo mekaars bendeleden in te lijven. In iedere bende is ook een Romeo of Julia die via knipogen een bendelid zo verliefd maken dat hij/zij bij de andere bende komt. Dit mag gebeuren als hij/zij al een wimpel verloren heeft. Enkel wanneer de Romeo en Julia mekaar knipogen eindigt het spel.

27.    Bizonjacht ©

Er zit iemand in het bos verstopt met een blinddoek op. De anderen moeten hem proberen te zoeken en op te jagen. Wanneer diegene die zich verstopt had het geluid van de zoekende indianen hoort mag hij zijn blinddoek af doen.

Wanneer je de blinddoek afdoet moet je binnen de 20 tellen beginnen lopen en je moet blijven lopen totdat je terug bij de verzamelplaats (aangeduid met een vaandel) bent of aangetikt wordt door de Indianen.

 28.    Schaakmat

We spelen in 2 ploegen in een dicht bos. Iedereen is pion en wie mekaars vaan kan afnemen, wint die persoon (de persoon verandert van ploeg). Lukt het echter om ongezien het potteke verf te vinden die ergens aan verstopt zit, dan kan die zichzelf een stip geven en koningin worden. De koninginnen mogen lopen. Een iemand verandert van ploeg, wordt deze terug pion.
Het spel eindigt als er maar 1 ploeg meer over is.

29.    Sla je slag

We staan allemaal (behalve 2) in een cirkel op handen en voeten in de cirkel zitten 2 personen. De 2 personen bewaken de schat. Zij mogen iemand tikken die over de lijn dreigt te komen om een voorwerp van hun schat te pakken. Als iemand getikt wordt moet hij een voorwerp terugleggen in de cirkel. Wanneer iemand meer voorwerpen heeft dan er in de cirkel liggen wordt deze bewaker van de schat. De resterende voorwerpen van de cirkel verdwijnen uit het spel. Zo kan het spel doorgaan tot er nog slechts 2 voorwerpen over zijn.


Groepsindelingspellekes

 Hond en Kat      
 Oma – opa  - papa perzik, ananas en druif      
 Zitten en staan      
 Nummerkes geven      
 Paardje rijden      

1. Hond en Kat

Iedereen krijgt een kaartje met daarop hond of kat. Op het teken van de spelleider moet iedereen de ogen sluiten en beginnen te blaffen of te miauwen en door mekaar te stappen. Als iedereen mekaar gevonden heeft (en als je evenveel honden als kattenkaartjes uitgedeeld hebt heb je de groep in 2 verdeeld

2. Oma – opa  - papa perzik, ananas en druif

Je geeft kaartjes aan de deelnemers (of brengt een merkteken aan op hetgeen ze krijgen bij de start van het kamp). Het merkteken houdt in: Oma, Opa, Papa, mama, zoon, dochter met daarbij een vrucht perzik, ananas, druif.

Je kan dit het hele kamp door gebruiken als groepsindeling:

Vb. groep in 2: mannen en vrouwen – Groep in 3: generaties, of vruchtsoorten, groep in 4:… (tip: schrijf dit op voorhadn eens uit, je zal zien dat er hiermee enorm veel kan)

3. Zitten en staan:

De groep in 2 delen door de ene te gaan laten zitten en de andere te laten staan

4. Nummerkes geven

Behoeft niet veel uitleg, maar zorg er wel voor dat iedereen zijn nummer kent.

5. Paardje rijden:

Laat de deelnemers per 2 staan en iemand in de rug nemen. Je hebt nu plotseling 2 groepen nl. paarden en ruiters