Pas in 1854 is Manuel Garcia op het idee gekomen om de stem te bestuderen door middel van een spiegel. Garcia gebruikte een onbruikbaar geworden tandspiegel, plaatste die in zijn keel en bestudeerde de werking van zijn eigen stembanden. Wat hij zag was dat zijn stembanden (twee stuks) bij gewoon in- en uitademen open waren. Bij een poging tot spreken (je begrijpt dat dit met een spiegel in je keel erg moeilijk kan zijn) sloten zijn stembanden zich. De lucht moest daardoor via een kleinere opening tussen de stembanden passeren, werd door de stembanden aan het trillen gebracht waardoor klank ontstond.
Het strottenhoofd
Voor
we verder gaan eerst even uitleggen wat er in een keel eigenlijk te zien
is. Wie zijn keel als eens goed betast heeft weet dat daarin een hard voorwerp
zit - het strottenhoofd - dat bij het slikken op en neer beweegt. Bij mannen
lijkt het er soms op of ze een hele appel hebben trachten door te slikken
wat niet gelukt is. Het strottenhoofd wordt daarom ook wel eens adamsappel
genoemd. Het strottenhoofd bestaat uit kraakbeen en is de plaats waar de
luchtpijp overgaat in de stembanden. Die liggen boven op de luchtpijp en
kunnen ze afsluiten. Echt spreken, laat staan zingen, is niet mogelijk
als de spanning en vorm van de stembanden niet kunnen veranderen. Een reeks
ingenieuze mechanismen regelen de gang van zaken in het strottenhoofd.
De spanning van de stembanden wordt geregeld door het kantelen van het
strottenhoofd, die verder verbonden zijn twee bewegende kraakbeentjes die
de vorm van de stembanden kunnen veranderen. Daardoor kunnen we hoesten,
fluisteren, zuchten, spreken, zingen. Tenslotte zijn ook de stembanden
zelf spieren, met een lengte van 1,5 tot 2 cm., die we kunnen gebruiken
om klanken te maken.
De resonantieruimten
Wie iets van muziek kent, weet dat bijvoorbeeld aan een viool of een
gitaar een klankkastje vastzit, dat het geluid van de trillende snaren
versterkt. Ook de mens heeft in zijn lijf een aantal klankkastjes zitten,
die de trillingen van de stembanden versterken en mede de specifieke klank
van iedere stem bepalen. Uiteraard spreken we hier niet van klankkastjes
maar van resonantieholten. Er is bijvoorbeeld de neus-keelholte. Als die
vol zit met snot, zal je stem heel anders klinken. Steek dezelfde materie
in een viool en je hebt een vergelijkbaar resultaat. Naast de neus-keelholte
zijn er nog de linker- en rechter voorhoofdsholte, de linker- en rechter
kaakholte en de borstholte.
Ieder vogeltje zingt zoals het
gebekt is
Dat
iedereen een andere stem heeft wordt niet alleen door de resonantieruimten
bepaald maar ook door de lengte van de stembanden. Hoe korter je stembanden
zijn hoe hoger je stem is. Vrouwen hebben bijvoorbeeld kortere stembanden
dan mannen, waardoor hun stem hoger is. Wie al eens naar de opera geweest
is, weet dat niet elke rol door om het even wie kan gezongen worden. Een
oude grijze koning is meestal een bas, de jonge held een tenor, het jonge
kamermeisje een sopraan, enz. Afhankelijk van de hoogte en aard van de
stem werden daarom indelingen gemaakt in stemtypes, gaande van hoog naar
laag (sopraan, alt, tenor, bas), maar ook afhankelijk van het karakter.
Zo heb je bijvoorbeeld bij de tenoren een heldenrol (met een grote dramatische
stem), een lyrische tenor (met een lichte stem) en een buffo tenor (met
zeer beweeglijke heldere stem voor vrolijke rollen).
Een vreemde eend
Een speciaal stemtype is de countertenor, die je vooral kan horen bij
het uitvoeren van oude muziek. De reden daarvoor is, dat deze manier van
zingen vanaf de 15 de eeuw tot de 17 de eeuw zeer gebruikelijk was. Een
countertenor is een man die bij het zingen enkel het middengedeelte van
zijn stembanden gebruikt waardoor hij zo hoog zingt als een vrouwelijke
alt. De uiteinden van de stemband blijven stevig tegen elkaar geklemd.
Ook vrouwen en kinderen kunnen op deze manier hun stem gebruiken. Alleen
valt het bij hen minder op.