Tukker

"Voor de Twent een geuzenaam"

(Volgens: Dr. H. L. Bezoen 1903-1953)

De Tukker: Fringilla of Acanthis Cannabina De naam Tukker voor Twentenaar (of "Twent"; ik moge tussen haakjes deze laatste naam hier aanbevelen, ter vervanging in het vervolg van het hybridische, onnodig lange en traditieloze "Twentenaar"!) is waarschijnlijk jong; al werden omstreeks 1870 Enscheder bedevaartsgangers in Stadtlohn reeds als ‘tukkers" begroet. In Twente zelf is de naam niet recht inheems.
Uiteraard zal die naam trouwens niet in Twente zelf, maar elders zijn ontstaan, in het oosten des lands. Nu is juist in Oost-Nederland (en in West-Duitsland) vanouds het woord "tukker" bekend als de naam voor het vogeltje dat in de geleerde literatuur Fringilla of Acanthis Cannabina heet. En ik wil er nu op wijzen dat die vogel in het Nederlands de "kneu" heet niet alleen, maar dat er ook van "heikneu" en "hiekneuter" wordt gesproken.
Dat vogeltje, het is één van de aardigste leden der vinkenfamilie, blijkt dus vooral in heiderijke, droge zandstreken thuis te horen. Maar zoals u weet wordt dat "heikneu" en "heikneuter" overal in Nederland gebezigd voor: boerenpummel of boerse provinciaal! En dat nu bevestigt het reeds eerder geuite vermoeden, dat wij ook in Tukker voor "Twent" oorspronkelijk de vógelnaam moeten zoeken, die men op de wat eenzelvige bewoners van afgelegen streken is gaan toepassen.
Dan zou het woord dus betekenen een provinciaal; pas later moet het dan in het bijzonder voor de Twenten gebruikt zijn. En dat is ook zo! Ik heb hier voor mij liggen een mededeling uit de Achterhoek, die de verhouding in een helder licht plaatst:

"De bewoners van de Lijmers onderscheiden zich in taal en zeden nogal van de Achterhoekers. Vooral in Doetinchem wordt dat zeer gevoeld; de bewoners van ‘s- Heerenberg worden daar soms met een scheef oog aangekeken en "hie-tukkers (hie=heide) genoemd, een naam die een min of meer ongunstige betekenis heeft".
Tukker betekende van huis uit niet speciaal de Twent. Dat men er in onze eeuw echter steeds alleen de Twent mee gaat bedoelen, staat in verband met het feit dat ons landschap steeds meer de aandacht is gaan trekken. Daardoor is zich nu de traditie aan het vormen die met "Tukkers" bepaaldelijk de bewoners van het vroegere dorstambt Twente bedoeld wil zien. En van enig gewicht is stellig ook geweest: dat een invloedrijke Twent als Schaepman zich gaarne zo noemde; en omstreeks 1900 was "Tukkers" voor de Jongens uit Twente reeds populair op de katholieke seminaria. Trouwens ook nu nog zijn het de katholieke Twenten die zich gaarne zo noemen, al wordt de naam ook in de overige delen van Twente steeds gewoner. In Koenen-Endepols, Handwoordenboek der Nederlandse Taal, vindt men "tukker" reeds vermeld en alleen in de zin van " Twentenaar".
Zulk een naam kan ons niet onsympathiek zijn: hij draagt immers het stempel van onze landelijke trekken, zowel als die van Twente’s moderne energie-ontplooiing. En wie de vogel, die er oorspronkelijk mee bedoeld is, weet af te beelden, hij heeft een zinvol motief voor ex-libris of banier, en een geuzennaam waarvoor het kinderachtig en onbenullig zou zijn zich te schamen.

 

"Woar eeken wast daor wont ók leu dee daorby past"

Terug

Terug naar Home page