Estland is een overwegend vlak land, waarvan de noordkust echter op veel plaatsen steil uit zee oprijst, en dat in het zuidoosten overgaat in heuvelland. Hier ligt dan ook de hoogste berg van Estland, Suur Munamägi (Grote Eierberg, 318m), die net iets lager is dan de hoogste van Nederland. De oostgrens met Rusland wordt grotendeels gevormd door het Peipusmeer (3.555 km²) en het Meer van Pskov, en noordelijker door de rivier de Narva. Alleen in het zuiden heeft Estland geen natuurlijke grens.
Westelijk en noordelijk van Estland liggen honderden eilanden, waarvan het overgrote deel onbewoond is, waarvan sommige door de Sovjet-Unie als militair terrein zijn gebruikt. De grootste eilanden zijn Saaremaa en het dichtbeboste Hiiumaa, beide met een herkenbaar eigen karakter.
Aan de noordkust van Estland strekt zich het nationale park Lahemaa uit. Het park bestaat uit schiereilanden met kalksteenrotsen. Bossen tot aan de kust, een tiental rivieren, en af en toe gebouwen (landhuizen, kerken en molens) bepalen het uitzicht.
Klimmen kan ook in Estland. Het hoogste punt van Estland is de Suur Munamägi die 317 meter hoog is. De berg ligt in het zuidoosten van Estland, en is meteen ook het hoogtepunt voor alle drie de Baltische Staten.
Estland heeft bijna 1400 meren en 1500 eilanden. Het grootste eiland is Saaremaa Eiland. Het eiland Hiiumaa is iets kleiner. In het westen kun je goed eilandhoppen. Daarnaast bestaat het landschap uit bossen, bouwland, moerassen, stenen en watervallen in het Noorden. De westkust bestaat voor het grootste deel uit zandstrand. Tevens zijn er aan de kust prachtige zandstranden waar je watersporten kan beoefenen of in de zomer zelfs kan zwemmen.
In de winter kan je skieën en ijsvissen in Estland. |