6. De Renaissance

6.1 De ontwikkeling van het mondstuk

Het mondstuk is ontstaan uit een afplatting van de hoofdbuis van het instrument. Deze mondstukken werden vanaf het jaar 1400 steeds ingewikkelder. In tegenstelling tot onze moderne mondstukken die gegoten worden, werden deze mondstukken gemaakt uit plaatmetaal. Er zijn mondstukken uit deze tijd bekend die uit zeven losse delen bestaan.
Ergens in de vijftiende eeuw moet men echter zijn begonnen met het gieten van mondstukken. Dit was een zeer belangrijke ontwikkeling. Zonder een goed mondstuk is het onmogelijk om de hoge natuurtonen te spelen die nodig zijn om melodieën op de natuurtrompet te spelen.


De evolutie van het mondstuk

6.2 Instrumenten van platen metaal in plaats van gegoten instrumenten

Tijdens de kruistochten zijn waarschijnlijk niet alleen de vormen en namen van de instrumenten van de Saracenen overgenomen, maar ook de bouwwijze. De Saracenen maakten namelijk al instrumenten van plaatmetaal, iets dat in vroeger tijden eerder uitzondering dan regel was. We hebben in het voorgaande immers gezien dat de meeste trompetten uit de oudheid gegoten waren, en daarom dikwandig.
In onderstaande figuur wordt uitgelegd hoe een trompet werd gemaakt uit platen metaal, meestal messing. Een rechthoekige plaat (a) werd om een ronde stang gebogen (b). Daarna werd de naad gesoldeerd (c). Lange trompetten bestonden uit meerdere, in elkaar geschoven buizen.
Het maken van een beker was ingewikkelder. Uit een trapezoïdevormig stuk metaal (d) werd een beker gemaakt (h). Deze werd daarna op het aambeeld uitgehamerd om de typische bekervorm te krijgen (i). Omdat een normale naad, zoals die bij de buis gemaakt werd, niet stevig genoeg was, werden er hoekjes uit het stuk metaal geknipt (e, f). Doordat deze stukken in elkaar grepen bij de voltooide beker (g, h) werd deze zo stevig dat hij niet scheurde bij het uithameren.


De fabricage van dunwandige, metalen trompetten

6.3 Gebogen instrumenten

Rond 1400 werd er nog een nieuwe techniek ontwikkeld. Het buigen van holle buizen. De oude trompetten die van plaatmateriaal zijn gemaakt, zijn allemaal recht. Als je zo’n trompet probeert te buigen, zal de buis knikken in plaats van buigen waardoor de luchtstroom wordt afgesloten.
Rond 1400 verwierf men de kennis van metalen die nodig is om buizen te kunnen buigen. Lood smelt bij 327 graden en messing bij 900 graden Celsius. Door een messing buis te vullen met lood, is ze te buigen zonder ze knikt. Daarna wordt de buis verhit tot het smeltpunt van lood, dan loopt al het lood weer uit de (gebogen) buis.
Deze procedure bleef echter lastig. Tijdens het buigen moest de buis voortdurend bewerkt worden met een hamer, zodat de buitenbocht niet uit zou scheuren en er in de binnenbocht geen vouwen zouden ontstaan (zie figuur). De zwakke naad waar buis aan elkaar is gesoldeerd, kon noch in de buitenbocht, noch in de binnenbocht liggen omdat de buis dan bij het buigen op die plaats zou scheuren. Daarom moest deze naad ergens in het midden liggen.


De fabricage van bochten in een dunwandige buis

De nieuwe technieken betekenden een revolutie op trompetgebied. Er werden twee verschillende soorten trompetten gebouwd, in een S-vorm en in de nu nog bekende bugelvorm. Daardoor werd het instrument veel korter en handzamer. Uit deze tijd stamt ook de moderne naam. Het woord trompet is een verkleinwoord voor de middeleeuwse trumpa.


De ontwikkeling van de gebogen trompet

6.4 De schuiftrompet

Ongeveer gelijktijdig ontstond er nog een nieuwe trompet, de schuiftrompet. Dit was geen schuiftrompet in de zin zoals wij tegenwoordig de trombone kennen. De schuiftrompet van de renaissance had een heel lang mondstuk dat in de inblaaspijp werd gestoken. Door de trompet op en neer te schuiven kon de toonhoogte aangepast worden. Deze schuiftrompet kon elke natuurtoon tot anderhalve toon verlagen. Aangezien nog steeds alleen het onderste register van de trompet werd gebruikt, was de schuiftrompet dus nog geen volledig chromatisch instrument.


Een paneel van "Christus met musicerende engelen" door Hans Memling (ca. 1490)


De trompet van het schilderij van Memling nagebouwd door Rainer Egger


De speelbare noten van de schuiftrompet

Rond het midden van de vijftiende eeuw werd de dubbele schuif uitgevonden en zo ontstond uit de schuiftrompet de trombone. Zij bleef echter voorlopig nog gewoon trompet heten.

6.5 Bewaarde trompetten uit de Renaissance

6.5.1 Dertiende en veertiende eeuw

De vroegst bewaard gebleven trompet na de oudheid werd in maart 1984 opgegraven in Billingsgate. Toen deze trompet aan het eind van de veertiende eeuw in de Thames is gegooid, waren er al veel reparaties aan uitgevoerd. Het zou dus heel goed kunnen dat deze trompet nog ouder is. Het gaat hier om vier rechte trompetdelen waarvan het niet zeker is of ze bij elkaar horen. De gezamenlijke lengte is 161 cm, als ze in elkaar geschoven worden ongeveer 144 cm.


De Billingsgate Trompet, 13e of 14e eeuw

6.5.2 Vijftiende eeuw

Uit de vijftiende eeuw zijn er vijf trompetten bewaard gebleven:
1. S[I]ENA·M·IIII·VI: (1406) in A. Eigendom van het Williams College in Willaimstown, Massachusetts (USA).
2. S[I]E(wapen)NA MDDDDXI: (1409). Eigendom Smitsonian Institution te Washington.
3. MARCIAN GUITBERT ME FIT A LIMOGES L'AN MIL CCCCCXII Trompet gebouwd door Marcian Guitbert in 1442. Deze trompet is in 1998 gevonden op de bodem van een put in Limoges. Het instrument was waarschijnlijk een militair- of signaalinstrument.
Madeuf, Pierre-Yves, Jean-Francois Madeuf, and Graham Nicholson, "The Guitbert Trumpet: A Remarkable Discovery", Historic Brass Society Journal: 11 (1999), pp. 181-186.

Reproductie van de Guitbert-trompet door Graham Nicholson

3. DI PETRUS ASINA LONGA MCDLI: (1451), 93 cm lang. Eigendom van de Stearns Collection in Michigan (USA).
4. MACHT SEBASTIAN HAINLEIN *M*CDLX: (1460), de lengte zit tussen nummer 1 en 2 is, ze staat in D. Eigendom van et Museum of Fine Arts, Boston. Waarschijnlijk is deze trompet in de 19de eeuw gemaakt door Leopoldo Franciolini (Italië, 1844–1920), eventueel met gebruikmaking van oude onderdelen.

Sebastian Hainlein (1460)

5. MACHT–SEBASTIANO–HAINLEIN–S[I]ENA–1461: 120 cm lang. Eigendom van het Collezione Gorga te Rome.

6.5.3 Zestiende eeuw

1. [U]BALDO MONTINI/IN SIENA: Ongedateerd, waarschijnlijk 1520. Eigendom Leipziger Sammlung. Deze trompet is meermalen gerepareerd.

Ubaldo Montini (1520)

2. VBALDO/MONTINI/IN·SIENNA/15·23: Eigendom Musikinstrumenten-Museum Berlin. Helaas is alleen de bekerkrans van deze trompet origineel. De rest van deze trompet is nagebouwd door C.F. Zetsche & Söhne (1881), waarschijnlijk geïnspireerd door schilderijen van Beato Angelico.


Beato Angelico: Krönung der Maria (ca. 1425-1440), Florenz, Galleria degli Uffizi

Merkwaardig bij deze trompetten is dat de naam Hainlein pas rond 1600 opduikt in geschriften. Sebastian sr. stierf in 1631, Sebastian jr. leefde van 1594-1655 en Hans Hainlein leefde van 1598-1671. Ubaldo Montini leefde tussen 1714/15 en 1803 in Siena. Zijn neef was Ansano di Pietro Montini.
De stad Sienna heeft een traditie van trompetbouwers die teruggaat tot de vijftiende eeuw. Vier trompetten van hetzelfde type als bovenstaande instrumenten uit de 17e eeuw zijn bewaard gebleven in het Museo Civico in Siena. Van deze trompetten is zeker dat het geen vervalsingen zijn.

Anoniem, Hans Hainlein (1659), Sebastian Hainlein (1609), Sebastian Hainlein (1617) (volgorde onbekend)

Een verdere trompet door Hans Hainlein uit 1658 bevindt zich in het Historisch Museum in Frankfurt-am-Main. Het museum van Basel bezit ook een dergelijk instrument.

Hans Hainlein (1658)

6.5.4 Gebogen trompetten

De oudste bewaard gebleven trompetten in de traditionele bugelvorm zijn twee verzilverde en vergulde trompetten uit 1578 van Jacob Steiger uit Basel. Steiger was de stadstrompettist van Basel. De mondstukken van beide trompetten zijn zo groot dat alleen in het allerlaagste register op de trompet te spelen is. Beide instrumenten bevinden zich tegenwoordig in het Historisches Museum te Basel.


Jacob Steiger, Basel (1578)

6.5.5 Instrumentenbouwers te Nürnberg

Nürnberg was het bekendste centrum van trompetbouwers van het begin van de zestiende tot het eind van de achttiende eeuw. In de zestiende eeuw waren er twee families die trompetten bouwden, de Neuschels en de Schnitzers.
Hans Neuschel is de grondlegger van de familietraditie. Er zijn documenten van zijn werk gevonden die teruggaan tot 1479. Hij is in 1503 of 1504 gestorven. Zijn zoon Hans junior die in 1533 stierf is het meest bekende lid van de familie. Helaas zijn er geen trompetten van Neuschel bewaard gebleven, alleen twee trombones die in 1577 door Jorg Stengel, een stiefbroer van Hans junior, werden gemaakt.
De familie Schnitzer had twee takken. De ene tak maakte houten blaasinstrumenten, de tweede koperen. Er zijn vier trompetten bewaard gebleven. De eerste twee zijn door Anton Schnitzer senior (†1608) gebouwd.
De oudste staat in Es en is verzilverd met vergulde delen. De hele trompet van prachtige gravures voorzien. Het mondstuk van dit instrument is, net zoals de trompet van Jacob Steiger, zo groot dat alleen de laagste noten te spelen zijn. De trompet bevindt zich in de verzameling van het Kunsthistorisches Museum in Wenen.


Anton Schnitzer senior, Nürnberg (1581)

De tweede Schnitzertrompet uit 1585 is gebouwd in de vorm van een krakeling. Ze staat in een stemming die iets hoger is dan onze huidige E. De vorm heeft zeker niets te maken met de stoptechniek die in de achttiende eeuw is ontwikkeld. Deze trompet is van Cesare Bendinelli geweest, trompettist aan het hof van München. Hij heeft deze trompet in 1614 aan de Accademia Filarmonica in Verona gegeven.


Anton Schnitzer senior, Nürnberg (1585): De trompet van Bendinelli

De andere twee Schnitzer-trompetten stammen uit 1598 en 1599 en zijn gebouwd door Anton Schnitzer junior (*1564). De trompet van 1598 bevindt zich in Kunsthistorisches Museum Wien en de trompet van 1599 is eigendom van het Conservatorium van Parijs.

6.6 Trompettisten uit de Renaissance

De eerste echte trompetmethode is geschreven door Cesare Bendinelli (ca. 1542 – 1617). Bendinelli kwam uit Verona en was hoftrompettist aan de hoven van Schwerin, Wenen vanaf 1580 in München.
Bendinelli beschrijft de trompetmuziek uit die tijd. Het gangbare ensemble bestond uit vijf trompetten, eventueel verdubbeld als er gebruik werd gemaakt van dubbelkorige muziek. Meestal was alleen de tweede stem voorgeschreven. Bendinelli noemde deze stem de Sonata, later werd ze quinta of principaal genoemd. De derde stem (alto e basso) imiteerde de tweede stem noot voor noot een natuurtoon lager. De vierde en vijfde stem (vulgano en basso) speelden een enkele bastoon, g en c. De eerste stem, clarino genoemd, improviseerde in het vierde octaaf over de gegeven melodie in de principaal.

In de archieven is een verschil te vinden tussen muzikale trompettisten en niet-muzikale trompettisten. Het verschil was dat de muzikale trompettist een hogere opleiding had genoten en naast de signalen ook muziek van blad kon spelen. De niet-muzikale trompettisten speelden alleen signalen. Een derde groep werd ‘musicus en trompettist’ genoemd. Dit waren trompettisten die ook nog een ander instrument bespeelden. In de zestiende eeuw waren deze andere instrumenten bijvoorbeeld zink of trombone. In de achttiende eeuw werd vaak de viool als tweede instrument verlangt.


Bronvermelding

Humphries, J., ‘Brass in Britain from the Earliest Times’, Brass Bulletin 1010 (I/1998), pp. 37-40.
Tarr, E., Die Trompete, Schott’s Söhne, Mainz, 1994, pp. 28-52.


Lijst met figuren

1 De evolutie van het mondstuk, uit Tarr, Die Trompete
2 De fabricage van dunwandige, metalen trompetten, uit Tarr, Die Trompete
3 De ontwikkeling van de gebogen trompet, uit Tarr, Die Trompete
4 Schuiftrompet op een schilderij van Hans Memling (ca. 1490), van http://gallery.euroweb.hu/html/m/memling/3mature4
5 Schuiftrompet van Egger, Website Egger
5 De speelbare noten van de schuiftrompet, uit Tarr, Die Trompete
6 De Billingsgate Trompet, 13e of 14e eeuw, uit Brass Bulletin
7 Sebastian Hainlein (1460), van website MFA, Boston
8 Jacob Steiger, Basel (1578), van website Hist. Museum Basel
9 Anton Schnitzer senior, Nürnberg (1581), van website KHM Wenen
10 Anton Schnitzer senior, Nürnberg (1585): De trompet van Bendinelli, uit Cassone, La Tromba

Home